Artikel 648 (Verbod onderscheid arbeidsduur arbeidsovereenkomst)
1. De werkgever mag geen onderscheid maken tussen werknemers op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, voortgezet dan wel opgezegd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
2. Een beding in strijd met lid 1 is nietig.
3. Het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in lid 1. De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten van de mens zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het bepaalde in lid 1 of terzake bijstand heeft verleend.
Uitleg in duidelijke taal
1. De werkgever mag geen onderscheid maken tussen werknemers op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, voortgezet dan wel opgezegd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
Dit betekent letterlijk: De werkgever is niet toegestaan om werknemers verschillend te behandelen op basis van een verschil in hun arbeidsduur. Dit verbod op onderscheid geldt voor de voorwaarden die van toepassing zijn wanneer een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, voortgezet, of beëindigd (opgezegd). Een uitzondering hierop is toegestaan indien een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
2. Een beding in strijd met lid 1 is nietig.
Dit houdt in dat een bepaling (beding) die opgenomen is in een overeenkomst en die in strijd is met de regel zoals geformuleerd in lid 1 (het verbod op onderscheid naar arbeidsduur tenzij objectief gerechtvaardigd), van rechtswege ongeldig (nietig) is.
3. Het College, genoemd in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, kan onderzoeken of een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in lid 1. De artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten van de mens zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat het College, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet College voor de rechten van de mens, de bevoegdheid heeft om een onderzoek in te stellen naar de vraag of er onderscheid is gemaakt of wordt gemaakt zoals verboden in lid 1 van dit artikel. Bij een dergelijk onderzoek zijn de artikelen 10, 11, 12, 13, 22 en 23 van de Wet College voor de rechten van de mens op eenzelfde wijze (van overeenkomstige toepassing) geldig.
4. De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het bepaalde in lid 1 of terzake bijstand heeft verleend.
Dit houdt in dat het de werkgever verboden is om de werknemer nadelig te behandelen (benadelen) als gevolg van het feit (wegens de omstandigheid) dat de werknemer een beroep heeft gedaan op de bepalingen van lid 1. Dit geldt zowel wanneer dit beroep binnen een formele juridische procedure (in rechte) als daarbuiten (buiten rechte) heeft plaatsgevonden. Dit verbod op benadeling geldt eveneens indien de werknemer in een dergelijke situatie ondersteuning (bijstand terzake) heeft verleend.