Artikel 621 (Niet-bevrijdende loonvoldoening en vorderingsrecht)
1. Voldoening van het loon, anders dan bij artikel 620 is bepaald of, in andere vormen is vastgesteld dan door artikel 617 is toegestaan, is niet bevrijdend. De werknemer behoudt het recht om het verschuldigde loon of, zo dit in een andere vorm dan geld is vastgesteld, de waarde van de verschuldigde prestatie van de werkgever te vorderen zonder gehouden te zijn het bij de niet-bevrijdende voldoening ontvangene terug te geven.
2. Niettemin kan de rechter bij toewijzing van de vordering van de werknemer de veroordeling beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden billijk zal voorkomen, maar uiterlijk tot de som waarop de door de werknemer geleden schade zal worden vastgesteld.
3. Een rechtsvordering van de werknemer op grond van dit artikel verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop de niet-bevrijdende voldoening plaatsvindt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Voldoening van het loon, anders dan bij artikel 620 is bepaald of, in andere vormen is vastgesteld dan door artikel 617 is toegestaan, is niet bevrijdend. De werknemer behoudt het recht om het verschuldigde loon of, zo dit in een andere vorm dan geld is vastgesteld, de waarde van de verschuldigde prestatie van de werkgever te vorderen zonder gehouden te zijn het bij de niet-bevrijdende voldoening ontvangene terug te geven.
Dit lid stelt dat als de voldoening van het loon plaatsvindt op een wijze die afwijkt van wat in artikel 620 is bepaald, of in andere vormen is vastgesteld dan toegestaan door artikel 617, deze betaling niet bevrijdend is. Dat betekent dat de werkgever door een dergelijke betaling niet van zijn verplichting tot loonbetaling is gekweten. De werknemer behoudt het recht om het verschuldigde loon te vorderen. Indien het loon in een andere vorm dan geld is vastgesteld, heeft de werknemer het recht om de waarde van de verschuldigde prestatie van de werkgever te vorderen. De werknemer is hierbij niet gehouden om hetgeen hij bij de niet-bevrijdende voldoening heeft ontvangen, terug te geven.
2. Niettemin kan de rechter bij toewijzing van de vordering van de werknemer de veroordeling beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden billijk zal voorkomen, maar uiterlijk tot de som waarop de door de werknemer geleden schade zal worden vastgesteld.
Dit lid bepaalt dat, ondanks het voorgaande, de rechter de bevoegdheid heeft om, wanneer hij de vordering van de werknemer toewijst, de veroordeling van de werkgever te beperken. De rechter kan de veroordeling matigen tot een bedrag dat hem, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, billijk lijkt. Deze beperking mag echter niet verder gaan dan het bedrag van de door de werknemer geleden schade, zoals deze schade zal worden vastgesteld.
3. Een rechtsvordering van de werknemer op grond van dit artikel verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop de niet-bevrijdende voldoening plaatsvindt.
Dit lid stelt dat een rechtsvordering van de werknemer die is gebaseerd op de bepalingen van dit artikel, verjaart. Deze verjaring treedt in door verloop van zes maanden. Deze termijn van zes maanden begint te lopen vanaf de dag volgend op de dag waarop de niet-bevrijdende voldoening van het loon heeft plaatsgevonden.