Artikel 611a (Scholingsplicht werkgever en voorwaarden kosteloze scholing)
1. De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.
2. Wanneer de werkgever op grond van toepasselijk Unierecht, toepasselijk nationaal recht, een collectieve arbeidsovereenkomst, of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren, wordt de in lid 1 bedoelde scholing kosteloos aangeboden aan de werknemers, beschouwd als arbeidstijd en, indien mogelijk, vindt deze plaats tijdens de tijdstippen waarop arbeid verricht moet worden.
3. Lid 2 is niet van toepassing op de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van een natuurlijk persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat. Onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden wordt mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
4. Een beding waarbij de kosten van scholing als bedoeld in lid 2 worden verhaald op of verrekend met geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking van de werknemer, is nietig.
5. De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte de in de leden 2 of 4 aan hem toegekende rechten geldend maakt, ter zake bijstand heeft verleend of een klacht hierover heeft ingediend.
Uitleg in duidelijke taal
1. De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.
De werkgever moet de werknemer de mogelijkheid bieden om scholing te volgen. Deze scholing moet noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van zijn huidige functie. Bovendien moet de werkgever, voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, de werknemer ook in staat stellen scholing te volgen die nodig is voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst, in het geval dat de functie van de werknemer komt te vervallen of als de werknemer niet langer in staat is deze functie te vervullen.
2. Wanneer de werkgever op grond van toepasselijk Unierecht, toepasselijk nationale recht, een collectieve arbeidsovereenkomst, of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren, wordt de in lid 1 bedoelde scholing kosteloos aangeboden aan de werknemers, beschouwd als arbeidstijd en, indien mogelijk, vindt deze plaats tijdens de tijdstippen waarop arbeid verricht moet worden.
Dit lid preciseert dat indien de werkgever verplicht is om zijn werknemers scholing te geven – een verplichting die kan voortvloeien uit toepasselijk Unierecht, toepasselijk nationaal recht, een collectieve arbeidsovereenkomst, of een regeling vastgesteld door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan – en deze scholing dient om het werk uit te voeren waarvoor de werknemers zijn aangenomen, dan moet de scholing zoals genoemd in lid 1 kosteloos worden aangeboden aan de werknemers. Verder wordt deze scholing beschouwd als arbeidstijd en, als dat mogelijk is, dient de scholing plaats te vinden gedurende de uren waarop normaal gesproken arbeid wordt verricht.
3. Lid 2 is niet van toepassing op de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van een natuurlijk persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat. Onder het verrichten van diensten ten behoeve van een huishouden wordt mede verstaan het verlenen van zorg aan de leden van dat huishouden.
De regels uit lid 2 gelden niet voor een werknemer die gewoonlijk minder dan vier dagen per week uitsluitend, of bijna uitsluitend, werkzaamheden verricht voor het huishouden van een privépersoon (natuurlijk persoon) bij wie hij in dienst is. Het verrichten van diensten voor een huishouden omvat ook het bieden van zorg aan de leden van dat huishouden.
4. Een beding waarbij de kosten van scholing als bedoeld in lid 2 worden verhaald op of verrekend met geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking van de werknemer, is nietig.
Een afspraak (beding) in een overeenkomst die bepaalt dat de kosten voor de scholing, zoals omschreven in lid 2, betaald moeten worden door de werknemer (verhaald op) of worden afgetrokken van (verrekend met) het loon of andere geldelijke inkomsten die de werknemer ontvangt vanwege zijn dienstbetrekking, is ongeldig (nietig).
5. De werkgever mag de werknemer niet benadelen wegens de omstandigheid dat de werknemer in of buiten rechte de in de leden 2 of 4 aan hem toegekende rechten geldend maakt, ter zake bijstand heeft verleend of een klacht hierover heeft ingediend.
De werkgever mag de werknemer geen nadeel berokkenen (niet benadelen) omdat de werknemer zijn rechten, die hem zijn toegekend in lid 2 of lid 4, uitoefent (geldend maakt), hetzij via een juridische procedure (in rechte) hetzij daarbuiten (buiten rechte). Dit geldt ook als de werknemer hierover bijstand heeft verleend aan anderen of een klacht hierover heeft ingediend.