Artikel 448 (Informatieplicht hulpverlener aan patiënt)
1. De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze in, die past bij zijn bevattingsvermogen, en overlegt tijdig met de patiënt over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. De hulpverlener licht een patiënt die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt op zodanige wijze in als past bij zijn bevattingsvermogen.
2. Bij het uitvoeren van de in lid 1 neergelegde verplichting laat de hulpverlener zich leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van:
a. de aard en het doel van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling of de uit te voeren verrichtingen; b. de te verwachten gevolgen en risico’s voor de gezondheid van de patiënt bij het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling, de uit te voeren verrichtingen en bij niet behandeling; c. andere mogelijke methoden van onderzoek en behandelingen al dan niet uitgevoerd door andere hulpverleners; d. de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat betreft het terrein van de mogelijke methoden van onderzoek of behandelingen; e. de termijn waarop de mogelijke methoden van onderzoek of behandelingen kunnen worden uitgevoerd en de verwachte tijdsduur ervan.
3. De hulpverlener stelt zich tijdens het overleg op de hoogte van de situatie en behoeften van de patiënt, nodigt de patiënt uit om vragen te stellen en verstrekt desgevraagd schriftelijk of elektronisch informatie over het in lid 2 bepaalde.
4. De hulpverlener mag de patiënt bedoelde inlichtingen slechts onthouden voor zover het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren. Indien het belang van de patiënt dit vereist, dient de hulpverlener de desbetreffende inlichtingen aan een ander dan de patiënt te verstrekken. De inlichtingen worden de patiënt alsnog gegeven, zodra bedoeld nadeel niet meer te duchten is. De hulpverlener maakt geen gebruik van zijn in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid dan nadat hij daarover een andere hulpverlener heeft geraadpleegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze in, die past bij zijn bevattingsvermogen, en overlegt tijdig met de patiënt over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. De hulpverlener licht een patiënt die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt op zodanige wijze in als past bij zijn bevattingsvermogen.
Dit lid schrijft voor dat de hulpverlener de patiënt informeert op een duidelijke manier die aansluit bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Ook moet de hulpverlener tijdig overleg voeren met de patiënt over het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling, en de ontwikkelingen met betrekking tot het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. Een patiënt jonger dan twaalf jaar wordt door de hulpverlener geïnformeerd op een wijze die past bij diens bevattingsvermogen.
2. Bij het uitvoeren van de in lid 1 neergelegde verplichting laat de hulpverlener zich leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van:
Dit lid stelt dat de hulpverlener bij de uitvoering van de verplichting uit lid 1 (de informatie- en overlegplicht) zich moet laten leiden door wat de patiënt redelijkerwijs behoort te weten over:
a. de aard en het doel van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling of de uit te voeren verrichtingen;
----de aard (wat het inhoudt) en het doel (waarom het gebeurt) van het onderzoek dat men van plan is uit te voeren, de behandeling die wordt voorgesteld, of de verrichtingen die zullen worden uitgevoerd;
b. de te verwachten gevolgen en risico’s voor de gezondheid van de patiënt bij het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling, de uit te voeren verrichtingen en bij niet behandeling;
----de gevolgen en risico’s die verwacht kunnen worden voor de gezondheid van de patiënt als gevolg van het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling, de uit te voeren verrichtingen, en ook de gevolgen en risico's als er geen behandeling plaatsvindt;
c. andere mogelijke methoden van onderzoek en behandelingen al dan niet uitgevoerd door andere hulpverleners;
----andere methoden van onderzoek en behandelingen die mogelijk zijn, ongeacht of deze door andere hulpverleners worden uitgevoerd;
d. de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat betreft het terrein van de mogelijke methoden van onderzoek of behandelingen;
----de huidige toestand van de gezondheid van de patiënt en de vooruitzichten daarvan, specifiek met betrekking tot de mogelijke methoden van onderzoek of behandelingen;
e. de termijn waarop de mogelijke methoden van onderzoek of behandelingen kunnen worden uitgevoerd en de verwachte tijdsduur ervan.
----de periode waarbinnen de mogelijke methoden van onderzoek of behandelingen kunnen plaatsvinden en hoe lang deze naar verwachting zullen duren.
3. De hulpverlener stelt zich tijdens het overleg op de hoogte van de situatie en behoeften van de patiënt, nodigt de patiënt uit om vragen te stellen en verstrekt desgevraagd schriftelijk of elektronisch informatie over het in lid 2 bepaalde.
- zich informeert over de situatie en de behoeften van de patiënt;
- de patiënt aanmoedigt om vragen te stellen;
- en, als de patiënt daarom vraagt, schriftelijk of elektronisch informatie verstrekt over de punten genoemd in lid 2.
4. De hulpverlener mag de patiënt bedoelde inlichtingen slechts onthouden voor zover het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren. Indien het belang van de patiënt dit vereist, dient de hulpverlener de desbetreffende inlichtingen aan een ander dan de patiënt te verstrekken. De inlichtingen worden de patiënt alsnog gegeven, zodra bedoeld nadeel niet meer te duchten is. De hulpverlener maakt geen gebruik van zijn in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid dan nadat hij daarover een andere hulpverlener heeft geraadpleegd.
- Als het belang van de patiënt dit noodzakelijk maakt, moet de hulpverlener de betreffende inlichtingen aan een ander dan de patiënt geven.
- Zodra het risico op ernstig nadeel niet meer bestaat, moeten de inlichtingen alsnog aan de patiënt worden gegeven.
- De hulpverlener mag de bevoegdheid om inlichtingen te onthouden (zoals genoemd in de eerste zin van dit lid) pas gebruiken na overleg met een andere hulpverlener hierover.