Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 7. Opdracht
Afdeling 1. Opdracht in het algemeen
Artikel 400

Artikel 400 (Definitie overeenkomst van opdracht)

Laatste versie

1. De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.

2. De artikelen 401-412 zijn, onverminderd artikel 413, van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.

Uitleg in duidelijke taal

1. De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.

Dit lid definieert de overeenkomst van opdracht. Het is een overeenkomst waarbij de ene partij, aangeduid als de opdrachtnemer, zich verplicht tegenover de andere partij, aangeduid als de opdrachtgever, om werkzaamheden uit te voeren. Deze verplichting tot het verrichten van werkzaamheden mag niet gebaseerd zijn op een arbeidsovereenkomst. Bovendien moeten de werkzaamheden bestaan uit iets anders dan het creëren van een fysiek object (een werk van stoffelijke aard), het opslaan of bewaken van zaken, het publiceren van werken, of het transporteren van personen of zaken.

2. De artikelen 401-412 zijn, onverminderd artikel 413, van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.

Dit lid bepaalt dat de artikelen 401 tot en met 412 van toepassing zijn op de overeenkomst van opdracht. Dit geldt zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 413 (onverminderd artikel 413). Er is een uitzondering op deze toepasselijkheid: de genoemde artikelen zijn niet van toepassing indien een afwijkende regeling voortkomt uit de wet zelf, uit de specifieke inhoud of het karakter (aard) van de overeenkomst van opdracht, uit een andere juridische handeling (rechtshandeling), of uit de gewoonte.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad129x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:198 - Kinderopvangcontract: Opzegtermijn, Annuleringskosten en Gevolgen Oneerlijke Bedingen

ECLI:NL:HR:2023:19810 februari 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak

Een kinderopvangovereenkomst is een overeenkomst van opdracht. Een opzegtermijn van maximaal één maand is in beginsel toegestaan. Een beding dat hiervan afwijkt is oneerlijk, moet buiten toepassing worden gelaten en mag niet door de rechter worden vervangen door aanvullend nationaal recht.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Europees Civiel Recht, Burgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AP2651

ECLI:NL:HR:2004:AP265110 december 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2775

ECLI:NL:HR:2017:277527 oktober 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF4626

ECLI:NL:HR:2003:AF462623 mei 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:2901 - Famed/Kreikamp q.q.: Ontstaan vordering voor voltooide deelprestaties binnen DBC-traject

ECLI:NL:HR:2017:290117 november 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een vordering tot betaling van loon voor een geneeskundige behandeling ontstaat na verrichting van identificeerbare en op geld waardeerbare deelprestaties. De publiekrechtelijke DBC-systematiek, die de declaratie regelt, staat niet in de weg aan het tussentijds ontstaan van deze civielrechtelijke vorderingen vóór faillissement.

Civiel RechtInsolventierecht, Goederenrecht, Verbintenissenrecht, Gezondheidsrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ7062

ECLI:NL:HR:2011:BQ70622 september 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB0808

ECLI:NL:HR:2001:AB080830 maart 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1953

ECLI:NL:HR:2021:195324 december 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BU9855

ECLI:NL:HR:2012:BU985524 februari 2012Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BS1090

ECLI:NL:HR:2011:BS10909 september 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak