Artikel 399 (Onafwijkbare pachtbepalingen bescherming pachter)
Van de bepalingen van de artikelen 311 tot en met 314, 317 tot en met 332, 335, 345, 347, 348, 350, 352 lid 3, 353, 354 leden 2–5, 360 tot en met 383, 384 leden 2 en 3, 389 lid 2, 390 tot en met 394, 395 lid 4 en artikel 396, leden 2 tot en met 4, en artikel 398 kan niet ten nadele van de pachter worden afgeweken.
Uitleg in duidelijke taal
Van de bepalingen van de artikelen 311 tot en met 314, 317 tot en met 332, 335, 345, 347, 348, 350, 352 lid 3, 353, 354 leden 2–5, 360 tot en met 383, 384 leden 2 en 3, 389 lid 2, 390 tot en met 394, 395 lid 4 en artikel 396, leden 2 tot en met 4, en artikel 398 kan niet ten nadele van de pachter worden afgeweken.
Dit artikel stelt dat van de specifieke bepalingen, zoals genoemd in de artikelen 311 tot en met 314, 317 tot en met 332, 335, 345, 347, 348, 350, 352 lid 3, 353, 354 leden 2–5, 360 tot en met 383, 384 leden 2 en 3, 389 lid 2, 390 tot en met 394, 395 lid 4, en artikel 396, leden 2 tot en met 4, en artikel 398, niet mag worden afgeweken op een manier die nadelig is voor de pachter.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2011:BR2045
ECLI:NL:HR:2018:874 - Gesplitste pacht- en bruikleenovereenkomst toch als hoevepacht gekwalificeerd
Twee aparte, aan elkaar gelieerde vennootschappen kunnen als 'dezelfde partij' worden gezien in de zin van art. 7:313 lid 3 BW. Dit is mogelijk om ontduiking van de dwingendrechtelijke bepalingen van hoevepacht tegen te gaan, met name tussen professionele partijen.