Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 5. Pacht
Afdeling 9. Pachtoverneming
Artikel 364

Artikel 364 (Vordering aanwijzing medepachter door pachter)

Laatste versie

1. De pachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of één of meer van zijn pleegkinderen – of twee of meer van deze gezamenlijk – aan te merken als medepachter.

2. Het bepaalde in artikel 363 leden 3 tot en met 8 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van «voorgestelde pachter» telkens wordt gelezen: «voorgestelde medepachter».

Uitleg in duidelijke taal

1. De pachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of één of meer van zijn pleegkinderen – of twee of meer van deze gezamenlijk – aan te merken als medepachter.

Dit betekent dat de pachter de mogelijkheid heeft om naar de rechter te stappen met de eis (vordering) om zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer van zijn bloedverwanten en aanverwanten in de directe familielijn (rechte lijn), of één of meer van zijn pleegkinderen als medepachter te laten erkennen. Het is ook mogelijk dat twee of meer van deze genoemde personen gezamenlijk als medepachter worden aangemerkt.

2. Het bepaalde in artikel 363 leden 3 tot en met 8 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van «voorgestelde pachter» telkens wordt gelezen: «voorgestelde medepachter».

Dit lid stelt dat de bepalingen die zijn opgenomen in artikel 363, specifiek de leden 3 tot en met 8, op eenzelfde manier van toepassing zijn in deze situatie. Echter, het is daarbij van belang te begrijpen (met dien verstande) dat overal waar in die leden de term «voorgestelde pachter» staat, dit in de context van het huidige artikel gelezen moet worden als «voorgestelde medepachter».