Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 5. Pacht
Afdeling 9. Pachtoverneming
Artikel 363

Artikel 363 (Rechterlijke indeplaatsstelling pachter)

Laatste versie

1. De pachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, één of meer van zijn pleegkinderen of één of meer van de medepachters – of twee of meer van deze gezamenlijk – in zijn plaats als pachter te stellen.

2. Indien de pachter een vordering, als bedoeld in het vorige lid, heeft gedaan, is de verpachter bevoegd zich tot de rechter te wenden met de vordering een of meer anderen van de in het vorige lid genoemde belanghebbenden in de plaats van de pachter te stellen.

3. De rechter beslist naar billijkheid, met inachtneming van de overige bepalingen van dit artikel.

4. De rechter wijst de vordering af, indien op grond van het gestelde in artikel 319 lid 1, onder d en e, eerste zinsnede, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 319, leden 2 en 5, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden.

5. De rechter wijst de vordering af, indien de voorgestelde pachter niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt.

6. Indien de rechter de vordering zou moeten afwijzen, omdat op grond van het gestelde in artikel 319 lid 1, onder d en e, eerste zinsnede, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden, is hij bevoegd de pachtovereenkomst te wijzigen op het punt of de punten, welke die goedkeuring zouden verhinderen. Het bepaalde in artikel 320 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

7. De rechter kan de toewijzing van de vordering afhankelijk stellen van de vervulling van zodanige voorwaarden, als hij in het belang van de verpachter noodzakelijk oordeelt.

8. Indien de pachtovereenkomst ingevolge het in het zesde lid bepaalde tegen de wil van de voorgestelde pachter is gewijzigd, kan deze, mits binnen een maand na de dag van het vonnis, van de indeplaatsstelling afzien door een kennisgeving bij aangetekende brief aan de verpachter. In dat geval staat de voorgestelde pachter geen beroep open.

Uitleg in duidelijke taal

1. De pachter kan zich tot de rechter wenden met de vordering zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer zijner bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, één of meer van zijn pleegkinderen of één of meer van de medepachters – of twee of meer van deze gezamenlijk – in zijn plaats als pachter te stellen.

Dit lid bepaalt dat de pachter zich tot de rechter kan wenden met de vordering om zijn echtgenoot of geregistreerde partner, één of meer van zijn bloed- en aanverwanten in de rechte lijn, één of meer van zijn pleegkinderen, of één of meer van de medepachters – of een combinatie van twee of meer van deze personen – in zijn plaats als pachter te stellen.

2. Indien de pachter een vordering, als bedoeld in het vorige lid, heeft gedaan, is de verpachter bevoegd zich tot de rechter te wenden met de vordering een of meer anderen van de in het vorige lid genoemde belanghebbenden in de plaats van de pachter te stellen.

Dit lid stelt dat indien de pachter een vordering heeft gedaan zoals bedoeld in het vorige lid, de verpachter bevoegd is om zich eveneens tot de rechter te wenden met de vordering om één of meer anderen van de in het vorige lid genoemde belanghebbenden in de plaats van de pachter te stellen.

3. De rechter beslist naar billijkheid, met inachtneming van de overige bepalingen van dit artikel.

Dit lid geeft aan dat de rechter een beslissing neemt naar billijkheid, waarbij hij de overige bepalingen van dit artikel in acht neemt.

4. De rechter wijst de vordering af, indien op grond van het gestelde in artikel 319 lid 1, onder d en e, eerste zinsnede, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 319, leden 2 en 5, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden.

Dit lid bepaalt dat de rechter de vordering afwijst, indien op grond van wat gesteld is in artikel 319, lid 1, onder d en e, eerste zinsnede, en met inachtneming van wat bepaald is in artikel 319, leden 2 en 5, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst onthouden zou zijn.

5. De rechter wijst de vordering af, indien de voorgestelde pachter niet voldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering biedt.

Dit lid stelt dat de rechter de vordering afwijst, indien de voorgestelde pachter niet voldoende waarborgen biedt voor een behoorlijke bedrijfsvoering.

6. Indien de rechter de vordering zou moeten afwijzen, omdat op grond van het gestelde in artikel 319 lid 1, onder d en e, eerste zinsnede, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst zou zijn onthouden, is hij bevoegd de pachtovereenkomst te wijzigen op het punt of de punten, welke die goedkeuring zouden verhinderen. Het bepaalde in artikel 320 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

Dit lid geeft aan dat indien de rechter de vordering zou moeten afwijzen omdat, op grond van wat gesteld is in artikel 319 lid 1, onder d en e, eerste zinsnede, de goedkeuring aan een nieuwe pachtovereenkomst onthouden zou zijn, hij bevoegd is de pachtovereenkomst te wijzigen op het punt of de punten die deze goedkeuring zouden verhinderen. Wat bepaald is in artikel 320 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

7. De rechter kan de toewijzing van de vordering afhankelijk stellen van de vervulling van zodanige voorwaarden, als hij in het belang van de verpachter noodzakelijk oordeelt.

Dit lid bepaalt dat de rechter de toewijzing van de vordering afhankelijk kan stellen van de vervulling van zodanige voorwaarden, als hij deze in het belang van de verpachter noodzakelijk oordeelt.

8. Indien de pachtovereenkomst ingevolge het in het zesde lid bepaalde tegen de wil van de voorgestelde pachter is gewijzigd, kan deze, mits binnen een maand na de dag van het vonnis, van de indeplaatsstelling afzien door een kennisgeving bij aangetekende brief aan de verpachter. In dat geval staat de voorgestelde pachter geen beroep open.

Dit lid regelt dat indien de pachtovereenkomst ingevolge wat in het zesde lid is bepaald, tegen de wil van de voorgestelde pachter is gewijzigd, deze voorgestelde pachter van de indeplaatsstelling kan afzien. Dit moet gebeuren mits binnen een maand na de dag van het vonnis, door middel van een kennisgeving per aangetekende brief aan de verpachter. In dat geval staat voor de voorgestelde pachter geen beroep open.