Artikel 317 (Schriftelijke vorm pachtovereenkomst)
1. De pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die tot beëindiging van een pachtovereenkomst moeten schriftelijk worden aangegaan.
2. Zolang de overeenkomst niet schriftelijk is aangegaan, kan de meest gerede partij de schriftelijke vastlegging daarvan vorderen.
3. In het in het vorige lid bedoelde geval legt de rechter de overeenkomst schriftelijk vast met dien verstande dat nietige bedingen, zoveel mogelijk overeenkomstig de bedoelingen van partijen, in overeenstemming worden gebracht met de wet.
Uitleg in duidelijke taal
1. De pachtovereenkomst, de overeenkomst tot wijziging en die tot beëindiging van een pachtovereenkomst moeten schriftelijk worden aangegaan.
Dit lid bepaalt dat een pachtovereenkomst, een overeenkomst om een pachtovereenkomst te wijzigen, en een overeenkomst om een pachtovereenkomst te beëindigen, schriftelijk moeten worden aangegaan.
2. Zolang de overeenkomst niet schriftelijk is aangegaan, kan de meest gerede partij de schriftelijke vastlegging daarvan vorderen.
Dit lid stelt dat zolang een pachtovereenkomst niet schriftelijk is aangegaan, de meest gerede partij (de partij die het meest belang heeft bij of het snelst actie onderneemt) kan eisen (vorderen) dat de overeenkomst alsnog schriftelijk wordt vastgelegd.
3. In het in het vorige lid bedoelde geval legt de rechter de overeenkomst schriftelijk vast met dien verstande dat nietige bedingen, zoveel mogelijk overeenkomstig de bedoelingen van partijen, in overeenstemming worden gebracht met de wet.
Dit lid preciseert dat wanneer een partij de schriftelijke vastlegging vordert (zoals bedoeld in het vorige lid, lid 2), de rechter de overeenkomst schriftelijk vastlegt. Daarbij zorgt de rechter ervoor dat eventuele nietige bedingen (ongeldige bepalingen) zoveel mogelijk overeenkomstig de bedoelingen van partijen, in overeenstemming worden gebracht met de wet.