Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 6. Huur van bedrijfsruimte
Artikel 300

Artikel 300 (Voortzetting en opzegging huur bedrijfsruimte)

Laatste versie

1. Indien de oorspronkelijk duur van de overeenkomst krachtens artikel 292 lid 2 is verlengd en de verlengde overeenkomst niet tegen het einde van de in dat lid bedoelde tweede termijn is opgezegd, wordt de overeenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd, tenzij uit de overeenkomst een bepaalde tijd voortvloeit of partijen een bepaalde tijd overeenkomen.

2. Wordt de overeenkomst krachtens lid 1 voor onbepaalde tijd voortgezet, dan kan zij door ieder van de partijen worden opgezegd. Wordt de overeenkomst voor bepaalde tijd voortgezet of is zij aangegaan voor een duur van tien jaar of langer, dan eindigt zij, in afwijking van artikel 228 lid 1, niet door het enkele verloop van de huurtijd, maar kan zij door ieder van de partijen tegen het einde van die huurtijd worden opgezegd.

3. De opzegging moet voldoen aan de vereisten van de artikelen 293 leden 2 en 3 en van artikel 294. De artikelen 295 tot en met 299 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Indien een vordering tot vaststelling van het tijdstip waarop de overeenkomst zal eindigen, is afgewezen, en uit de overeenkomst niet voortvloeit dat zij dan wordt voortgezet voor een bepaalde termijn tegen het einde waarvan zij opnieuw opgezegd kan worden, kan de overeenkomst slechts rechtsgeldig opnieuw opgezegd worden nadat een termijn van een jaar is verstreken nadat de afwijzing onherroepelijk is geworden. De rechter kan bij zijn afwijzende beslissing een langere termijn vaststellen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de oorspronkelijk duur van de overeenkomst krachtens artikel 292 lid 2 is verlengd en de verlengde overeenkomst niet tegen het einde van de in dat lid bedoelde tweede termijn is opgezegd, wordt de overeenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd, tenzij uit de overeenkomst een bepaalde tijd voortvloeit of partijen een bepaalde tijd overeenkomen.

Dit lid bepaalt dat als de oorspronkelijke duur van de huurovereenkomst is verlengd conform artikel 292 lid 2, en deze verlengde overeenkomst niet is opgezegd tegen het einde van de tweede termijn zoals bedoeld in dat lid, de overeenkomst dan voor onbepaalde tijd wordt voortgezet. Dit is niet het geval indien uit de overeenkomst zelf een bepaalde duur voortvloeit of als partijen expliciet een nieuwe bepaalde duur overeenkomen.

2. Wordt de overeenkomst krachtens lid 1 voor onbepaalde tijd voortgezet, dan kan zij door ieder van de partijen worden opgezegd. Wordt de overeenkomst voor bepaalde tijd voortgezet of is zij aangegaan voor een duur van tien jaar of langer, dan eindigt zij, in afwijking van artikel 228 lid 1, niet door het enkele verloop van de huurtijd, maar kan zij door ieder van de partijen tegen het einde van die huurtijd worden opgezegd.

Dit lid stelt dat als de overeenkomst op basis van lid 1 voor onbepaalde tijd wordt voortgezet, deze door zowel de huurder als de verhuurder kan worden opgezegd. Indien de overeenkomst voor een bepaalde tijd wordt voortgezet, of als deze is aangegaan voor een duur van tien jaar of langer, dan eindigt de overeenkomst niet automatisch door het verstrijken van de huurtijd (in afwijking van artikel 228 lid 1). In dat geval kan de overeenkomst door elk van de partijen worden opgezegd tegen het einde van de overeengekomen huurtijd.

3. De opzegging moet voldoen aan de vereisten van de artikelen 293 leden 2 en 3 en van artikel 294. De artikelen 295 tot en met 299 zijn van overeenkomstige toepassing.

Dit lid schrijft voor dat een opzegging moet voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 293, leden 2 en 3, en in artikel 294. Verder zijn de bepalingen van de artikelen 295 tot en met 299 van overeenkomstige toepassing op de opzegging.

4. Indien een vordering tot vaststelling van het tijdstip waarop de overeenkomst zal eindigen, is afgewezen, en uit de overeenkomst niet voortvloeit dat zij dan wordt voortgezet voor een bepaalde termijn tegen het einde waarvan zij opnieuw opgezegd kan worden, kan de overeenkomst slechts rechtsgeldig opnieuw opgezegd worden nadat een termijn van een jaar is verstreken nadat de afwijzing onherroepelijk is geworden. De rechter kan bij zijn afwijzende beslissing een langere termijn vaststellen.

Dit lid bepaalt dat indien een vordering tot vaststelling van het tijdstip waarop de huurovereenkomst zal eindigen, door de rechter is afgewezen, en als uit de overeenkomst niet blijkt dat deze dan voor een bepaalde termijn wordt voortgezet (waartegen opnieuw opgezegd kan worden), de overeenkomst pas rechtsgeldig opnieuw kan worden opgezegd nadat een termijn van één jaar is verstreken sinds de afwijzing onherroepelijk is geworden. De rechter kan bij zijn afwijzende beslissing een langere termijn dan één jaar vaststellen.