Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 6. Huur van bedrijfsruimte
Artikel 295

Artikel 295 (Voortzetting huurovereenkomst na opzegging bedrijfsruimte)

Laatste versie

1. Een opgezegde huurovereenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de beëindiging ervan heeft toegestemd, na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd van rechtswege van kracht, tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurderals in lid 2 bedoeld. De rechter kan evenwel, indien het verweer van de huurder hem kennelijk ongegrond voorkomt, zijn toewijzend vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

2. De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de huurovereenkomst toestemt, op de gronden vermeld in de opzegging vorderen dat de rechter het tijdstip zal vaststellen waarop de overeenkomst zal eindigen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een opgezegde huurovereenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de beëindiging ervan heeft toegestemd, na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd van rechtswege van kracht, tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurderals in lid 2 bedoeld. De rechter kan evenwel, indien het verweer van de huurder hem kennelijk ongegrond voorkomt, zijn toewijzend vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

Dit lid bepaalt dat een huurovereenkomst die is opgezegd, automatisch (van rechtswege) van kracht blijft na de dag waartegen de opzegging rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Deze situatie duurt voort totdat de rechter een definitieve (onherroepelijke) beslissing heeft genomen over een vordering van de verhuurder, zoals beschreven in lid 2. Er zijn uitzonderingen: de huurovereenkomst blijft niet van kracht indien de huurder zelf de overeenkomst heeft opgezegd, of indien de huurder na een opzegging door de verhuurder schriftelijk heeft ingestemd met de beëindiging ervan. De rechter heeft echter de mogelijkheid (kan evenwel) om zijn vonnis, waarbij de vordering van de verhuurder wordt toegewezen, direct uitvoerbaar te verklaren (uitvoerbaar bij voorraad verklaren), indien het verweer van de huurder hem overduidelijk ongegrond lijkt (kennelijk ongegrond voorkomt).

2. De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de huurovereenkomst toestemt, op de gronden vermeld in de opzegging vorderen dat de rechter het tijdstip zal vaststellen waarop de overeenkomst zal eindigen.

Dit lid stelt dat de verhuurder de rechter kan verzoeken (vorderen) om het precieze moment (tijdstip) vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Dit kan de verhuurder doen op basis van de redenen (gronden) die in de oorspronkelijke opzegging zijn genoemd. Een voorwaarde hiervoor is dat de verhuurder, zes weken nadat hij de huurovereenkomst heeft opgezegd, nog geen schriftelijke bevestiging van de huurder heeft gekregen waarin deze instemt met de beëindiging van de huurovereenkomst.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:338

ECLI:NL:HR:2014:33814 februari 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC6116

ECLI:NL:HR:2008:BC611613 juni 2008Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtHuurrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:209

ECLI:NL:HR:2018:20916 februari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP3276

ECLI:NL:HR:2011:BP32768 april 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2011:BP4335

ECLI:NL:HR:2011:BP433525 maart 2011Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BB7197

ECLI:NL:HR:2007:BB719714 december 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:690

ECLI:NL:HR:2022:69013 mei 2022Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BG4017

ECLI:NL:HR:2009:BG401730 januari 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2023:104

ECLI:NL:HR:2023:10427 januari 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2018:875 - Uitleg overeenkomst: onbegrijpelijk oordeel hof door negeren essentiële stellingen

ECLI:NL:HR:2018:8758 juni 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Het oordeel dat een betaling op huur zag en niet op koop, is onbegrijpelijk omdat het hof essentiële stellingen van de eisers over de bedoeling van partijen onvoldoende kenbaar in zijn beoordeling heeft betrokken.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Huurrecht, Insolventierecht, Burgerlijk Procesrecht