Artikel 295 (Voortzetting huurovereenkomst na opzegging bedrijfsruimte)
1. Een opgezegde huurovereenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de beëindiging ervan heeft toegestemd, na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd van rechtswege van kracht, tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurderals in lid 2 bedoeld. De rechter kan evenwel, indien het verweer van de huurder hem kennelijk ongegrond voorkomt, zijn toewijzend vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2. De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de huurovereenkomst toestemt, op de gronden vermeld in de opzegging vorderen dat de rechter het tijdstip zal vaststellen waarop de overeenkomst zal eindigen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een opgezegde huurovereenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de beëindiging ervan heeft toegestemd, na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd van rechtswege van kracht, tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurderals in lid 2 bedoeld. De rechter kan evenwel, indien het verweer van de huurder hem kennelijk ongegrond voorkomt, zijn toewijzend vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Dit lid bepaalt dat een huurovereenkomst die is opgezegd, automatisch (van rechtswege
) van kracht blijft na de dag waartegen de opzegging rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Deze situatie duurt voort totdat de rechter een definitieve (onherroepelijke
) beslissing heeft genomen over een vordering van de verhuurder, zoals beschreven in lid 2. Er zijn uitzonderingen: de huurovereenkomst blijft niet van kracht indien de huurder zelf de overeenkomst heeft opgezegd, of indien de huurder na een opzegging door de verhuurder schriftelijk heeft ingestemd met de beëindiging ervan. De rechter heeft echter de mogelijkheid (kan evenwel
) om zijn vonnis, waarbij de vordering van de verhuurder wordt toegewezen, direct uitvoerbaar te verklaren (uitvoerbaar bij voorraad verklaren
), indien het verweer van de huurder hem overduidelijk ongegrond lijkt (kennelijk ongegrond voorkomt
).
2. De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de huurovereenkomst toestemt, op de gronden vermeld in de opzegging vorderen dat de rechter het tijdstip zal vaststellen waarop de overeenkomst zal eindigen.
Dit lid stelt dat de verhuurder de rechter kan verzoeken (vorderen
) om het precieze moment (tijdstip
) vast te stellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Dit kan de verhuurder doen op basis van de redenen (gronden
) die in de oorspronkelijke opzegging zijn genoemd. Een voorwaarde hiervoor is dat de verhuurder, zes weken nadat hij de huurovereenkomst heeft opgezegd, nog geen schriftelijke bevestiging van de huurder heeft gekregen waarin deze instemt met de beëindiging van de huurovereenkomst.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:338
ECLI:NL:HR:2008:BC6116
ECLI:NL:HR:2018:209
ECLI:NL:HR:2011:BP3276
ECLI:NL:HR:2011:BP4335
ECLI:NL:HR:2007:BB7197
ECLI:NL:HR:2022:690
ECLI:NL:HR:2009:BG4017
ECLI:NL:HR:2023:104
ECLI:NL:HR:2018:875 - Uitleg overeenkomst: onbegrijpelijk oordeel hof door negeren essentiële stellingen
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Het oordeel dat een betaling op huur zag en niet op koop, is onbegrijpelijk omdat het hof essentiële stellingen van de eisers over de bedoeling van partijen onvoldoende kenbaar in zijn beoordeling heeft betrokken.