Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 4. Het eindigen van de huur
Artikel 275

Artikel 275 (Tegemoetkoming verhuiskosten einde huur woonruimte)

Laatste versie

1. Indien de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c en e toewijst, kan hij een bedrag vaststellen dat de verhuurder aan de huurder moet betalen ter tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten.

2. De rechter kan, voordat hij een beslissing geeft, waarin dit bedrag wordt vastgesteld, zijn voornemen ter kennis van partijen brengen en een termijn stellen waarbinnen de verhuurder de opzegging kan intrekken. Maakt de verhuurder van deze bevoegdheid gebruik, dan beslist de rechter uitsluitend over de proceskosten.

3. Bij beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c in verbinding met lid 3 en in artikel 274 lid 1 onder e, draagt de verhuurder bij in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt.

4. De minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor de huurders van zelfstandige woningen, woonwagens, standplaatsen en ligplaatsen wordt bij ministeriële regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld en zal jaarlijks voor 1 maart worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Het in de eerste zin genoemde bedrag wordt afgerond op hele euro’s.

5. De verhuurder kan eventuele door de gemeente aan de huurder te verstrekken bijdragen of vergoedingen voor verhuis- of inrichtingskosten in mindering brengen op de hoogte van de bijdrage, bedoeld in het vierde lid.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c en e toewijst, kan hij een bedrag vaststellen dat de verhuurder aan de huurder moet betalen ter tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten.

Dit betekent dat als de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op basis van de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c en e, toewijst, de rechter een bedrag kan vaststellen. Dit bedrag moet de verhuurder aan de huurder betalen als tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten.

2. De rechter kan, voordat hij een beslissing geeft, waarin dit bedrag wordt vastgesteld, zijn voornemen ter kennis van partijen brengen en een termijn stellen waarbinnen de verhuurder de opzegging kan intrekken. Maakt de verhuurder van deze bevoegdheid gebruik, dan beslist de rechter uitsluitend over de proceskosten.

Dit houdt in dat de rechter, voordat hij een beslissing geeft waarin dit bedrag wordt vastgesteld, zijn voornemen ter kennis van partijen kan brengen. De rechter kan ook een termijn stellen waarbinnen de verhuurder de opzegging kan intrekken. Indien de verhuurder van deze bevoegdheid gebruikmaakt, dan beslist de rechter uitsluitend over de proceskosten.

3. Bij beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c in verbinding met lid 3 en in artikel 274 lid 1 onder e, draagt de verhuurder bij in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt.

Dit betekent dat bij beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c in verbinding met lid 3 en in artikel 274 lid 1 onder e, de verhuurder bijdraagt in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt.

4. De minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor de huurders van zelfstandige woningen, woonwagens, standplaatsen en ligplaatsen wordt bij ministeriële regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgesteld en zal jaarlijks voor 1 maart worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Het in de eerste zin genoemde bedrag wordt afgerond op hele euro’s.

Dit lid stelt dat de minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor huurders van zelfstandige woningen, woonwagens, standplaatsen en ligplaatsen wordt vastgesteld bij ministeriële regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze bijdrage zal jaarlijks vóór 1 maart worden gewijzigd indien de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Het bedrag dat in de eerste zin wordt genoemd, wordt afgerond op hele euro’s.

5. De verhuurder kan eventuele door de gemeente aan de huurder te verstrekken bijdragen of vergoedingen voor verhuis- of inrichtingskosten in mindering brengen op de hoogte van de bijdrage, bedoeld in het vierde lid.

Dit betekent dat de verhuurder eventuele door de gemeente aan de huurder te verstrekken bijdragen of vergoedingen voor verhuis- of inrichtingskosten in mindering mag brengen op de hoogte van de bijdrage, bedoeld in het vierde lid.