Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 4. Het eindigen van de huur
Artikel 271

Artikel 271 (Opzegging huurovereenkomst woonruimte)

Laatste versie

1. In afwijking van artikel 228 lid 1 eindigt een voor bepaalde tijd aangegane huur niet door het enkele verloop van de huurtijd; zij kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag, niet vallend voor het verstrijken van de bepaalde tijd.

2. Lid 1 is niet van toepassing op een voor bepaalde tijd voor de duur van twee jaar of korter aangegane huur ingeval van een woonruimte die wordt verhuurd aan personen die deel uitmaken van bij algemene maatregel van bestuur genoemde categorieën van personen. Op deze huurovereenkomsten is artikel 228 lid 1 onverkort van toepassing, mits de verhuurder niet eerder dan drie maanden maar uiterlijk een maand voordat die bepaalde tijd is verstreken, de huurder over de dag waarop die huur verstrijkt schriftelijk informeert. Indien de verhuurder de verplichting, bedoeld in de tweede volzin, niet nakomt, wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd, bedoeld in die volzin, voor onbepaalde tijd verlengd. De voor bepaalde tijd aangegane huur, bedoeld in de eerste volzin, kan door de huurder voor het verstrijken van de bepaalde tijd worden opgezegd tegen een voor betaling van de huurprijs overeengekomen dag. Indien na afloop van een voor bepaalde tijd van twee jaar of korter aangegane huur met dezelfde huurder aansluitend opnieuw een huurovereenkomst wordt aangegaan, wordt deze laatste overeenkomst opgevat als een verlenging voor onbepaalde tijd van eerstgenoemde huurovereenkomst.

3. Een voor onbepaalde tijd aangegane of voor onbepaalde tijd verlengde huur kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag.

4. De opzegging moet geschieden bij exploot of bij aangetekende brief. Is in gevolge artikel 266 de echtgenoot of geregistreerde partner van de huurder medehuurder, dan moet de opzegging aan beide echtgenoten of geregistreerde partners afzonderlijk worden gedaan.

5. De opzegging door de verhuurder moet op straffe van nietigheid de gronden vermelden die tot de opzegging hebben geleid. Een opzegging door de verhuurder op andere dan de in artikel 274 lid 1 genoemde gronden, is nietig. De huurder moet bij de opzegging worden gevraagd binnen zes weken aan de verhuurder mede te delen of hij al dan niet toestemt in beëindiging van de overeenkomst.

6. Bij de opzegging moeten de volgende termijnen in acht worden genomen:

a. bij opzegging door de huurder: een termijn gelijk aan de tijd die tussen twee opvolgende voor betaling van de huurprijs overeengekomen dagen verstrijkt, doch niet korter dan een maand en niet langer dan drie maanden; b. bij opzegging door de verhuurder: een termijn niet korter dan drie maanden, voor elk jaar dat de huurder krachtens overeenkomst ononderbroken het gehuurde in gebruik heeft gehad verlengd met één maand tot ten hoogste zes maanden.

7. Een opzegging die in strijd met lid 1, lid 4 of lid 6 onder a is gedaan en een opzegging die op een kortere termijn is gedaan dan die van lid 6 onder b gelden niettemin als waren zij gedaan tegen de voorgeschreven dag en met inachtneming van de voorgeschreven termijn.

8. Elk beding waarbij in strijd met lid 6 onder a een langere opzegtermijn of waarbij in strijd met lid 6 onder b een kortere opzegtermijn wordt overeengekomen of waarbij van andere bepalingen van dit artikel wordt afgeweken, is nietig. Eveneens is nietig elk beding dat de huur zonder opzegging doet eindigen.

9. Het ontwerp van een krachtens lid 2 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

10. Dit artikel geldt niet, indien de beëindiging geschiedt met wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. In afwijking van artikel 228 lid 1 eindigt een voor bepaalde tijd aangegane huur niet door het enkele verloop van de huurtijd; zij kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag, niet vallend voor het verstrijken van de bepaalde tijd.

Dit lid bepaalt dat, in tegenstelling tot wat artikel 228 lid 1 voorschrijft, een huurovereenkomst voor woonruimte die voor een bepaalde tijd is aangegaan, niet automatisch eindigt enkel doordat de afgesproken huurperiode voorbij is. Zowel de huurder als de verhuurder heeft de mogelijkheid de huur op te zeggen. Deze opzegging moet plaatsvinden tegen een dag die is overeengekomen voor de betaling van de huurprijs, en deze dag mag niet vallen voordat de vastgestelde huurperiode is afgelopen.

2. Lid 1 is niet van toepassing op een voor bepaalde tijd voor de duur van twee jaar of korter aangegane huur ingeval van een woonruimte die wordt verhuurd aan personen die deel uitmaken van bij algemene maatregel van bestuur genoemde categorieën van personen. Op deze huurovereenkomsten is artikel 228 lid 1 onverkort van toepassing, mits de verhuurder niet eerder dan drie maanden maar uiterlijk een maand voordat die bepaalde tijd is verstreken, de huurder over de dag waarop die huur verstrijkt schriftelijk informeert. Indien de verhuurder de verplichting, bedoeld in de tweede volzin, niet nakomt, wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd, bedoeld in die volzin, voor onbepaalde tijd verlengd. De voor bepaalde tijd aangegane huur, bedoeld in de eerste volzin, kan door de huurder voor het verstrijken van de bepaalde tijd worden opgezegd tegen een voor betaling van de huurprijs overeengekomen dag. Indien na afloop van een voor bepaalde tijd van twee jaar of korter aangegane huur met dezelfde huurder aansluitend opnieuw een huurovereenkomst wordt aangegaan, wordt deze laatste overeenkomst opgevat als een verlenging voor onbepaalde tijd van eerstgenoemde huurovereenkomst.

Dit lid specificeert dat lid 1 niet geldt voor huurovereenkomsten van woonruimte die voor een bepaalde tijd van twee jaar of korter zijn aangegaan, en waarbij de woonruimte wordt verhuurd aan personen die behoren tot categorieën die bij algemene maatregel van bestuur zijn vastgesteld. Voor dergelijke huurovereenkomsten blijft artikel 228 lid 1 (dat stelt dat de huur van rechtswege eindigt na verloop van de bepaalde tijd) volledig van kracht. Dit geldt echter alleen als de verhuurder de huurder schriftelijk informeert over de einddatum, en wel niet eerder dan drie maanden maar uiterlijk één maand vóór het verstrijken van die bepaalde tijd. Komt de verhuurder deze informatieplicht niet na, dan wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd automatisch verlengd voor onbepaalde tijd. De huurder kan een dergelijke huurovereenkomst voor bepaalde tijd (zoals bedoeld in de eerste zin) wel vóór het einde van de bepaalde tijd opzeggen, tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag. Als na afloop van zo'n huurcontract van twee jaar of korter direct een nieuwe huurovereenkomst met dezelfde huurder wordt gesloten, wordt deze nieuwe overeenkomst beschouwd als een verlenging voor onbepaalde tijd van de oorspronkelijke huurovereenkomst.

3. Een voor onbepaalde tijd aangegane of voor onbepaalde tijd verlengde huur kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag.

Dit lid stelt dat een huurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan, of die voor onbepaalde tijd is verlengd, door zowel de huurder als de verhuurder kan worden opgezegd. De opzegging moet gericht zijn tegen een dag die is overeengekomen voor de betaling van de huurprijs.

4. De opzegging moet geschieden bij exploot of bij aangetekende brief. Is in gevolge artikel 266 de echtgenoot of geregistreerde partner van de huurder medehuurder, dan moet de opzegging aan beide echtgenoten of geregistreerde partners afzonderlijk worden gedaan.

Dit lid schrijft voor dat de opzegging van de huur moet gebeuren door middel van een exploot (een officieel document van een deurwaarder) of per aangetekende brief. Indien, op grond van artikel 266, de echtgenoot of geregistreerde partner van de huurder ook medehuurder is, dan moet de opzegging aan beide echtgenoten of geregistreerde partners apart worden verzonden.

5. De opzegging door de verhuurder moet op straffe van nietigheid de gronden vermelden die tot de opzegging hebben geleid. Een opzegging door de verhuurder op andere dan de in artikel 274 lid 1 genoemde gronden, is nietig. De huurder moet bij de opzegging worden gevraagd binnen zes weken aan de verhuurder mede te delen of hij al dan niet toestemt in beëindiging van de overeenkomst.

Dit lid bepaalt dat een opzegging door de verhuurder de redenen (gronden) moet vermelden die tot de opzegging hebben geleid; anders is de opzegging nietig (ongeldig). Een opzegging door de verhuurder die is gebaseerd op andere gronden dan die genoemd in artikel 274 lid 1, is eveneens nietig. Bij de opzegging moet de verhuurder de huurder vragen om binnen zes weken te laten weten of hij instemt met de beëindiging van de huurovereenkomst.

6. Bij de opzegging moeten de volgende termijnen in acht worden genomen:

Dit lid introduceert de opzegtermijnen die in acht genomen moeten worden bij opzegging van de huur.

a. bij opzegging door de huurder: een termijn gelijk aan de tijd die tussen twee opvolgende voor betaling van de huurprijs overeengekomen dagen verstrijkt, doch niet korter dan een maand en niet langer dan drie maanden;

Dit onderdeel specificeert de opzegtermijn voor de huurder: deze termijn is gelijk aan de periode tussen twee opeenvolgende dagen die zijn afgesproken voor de betaling van de huurprijs. Deze termijn mag echter niet korter zijn dan één maand en niet langer dan drie maanden.

b. bij opzegging door de verhuurder: een termijn niet korter dan drie maanden, voor elk jaar dat de huurder krachtens overeenkomst ononderbroken het gehuurde in gebruik heeft gehad verlengd met één maand tot ten hoogste zes maanden.

Dit onderdeel beschrijft de opzegtermijn voor de verhuurder: deze termijn is minimaal drie maanden. Voor elk jaar dat de huurder de woning onafgebroken op basis van de overeenkomst heeft gebruikt, wordt deze termijn met één maand verlengd, tot een maximum van zes maanden.

7. Een opzegging die in strijd met lid 1, lid 4 of lid 6 onder a is gedaan en een opzegging die op een kortere termijn is gedaan dan die van lid 6 onder b gelden niettemin als waren zij gedaan tegen de voorgeschreven dag en met inachtneming van de voorgeschreven termijn.

Dit lid bepaalt dat als een opzegging is gedaan in strijd met de bepalingen van lid 1 (eindigen bepaalde tijd), lid 4 (vormvereisten opzegging), of lid 6 onder a (opzegtermijn huurder), of als een opzegging door de verhuurder is gedaan met een kortere termijn dan voorgeschreven in lid 6 onder b, deze opzeggingen desondanks geacht worden te zijn gedaan tegen de correcte, voorgeschreven dag en met inachtneming van de correcte, voorgeschreven termijn.

8. Elk beding waarbij in strijd met lid 6 onder a een langere opzegtermijn of waarbij in strijd met lid 6 onder b een kortere opzegtermijn wordt overeengekomen of waarbij van andere bepalingen van dit artikel wordt afgeweken, is nietig. Eveneens is nietig elk beding dat de huur zonder opzegging doet eindigen.

Dit lid stelt dat elke afspraak (beding) in de huurovereenkomst die in strijd is met lid 6 onder a (door een langere opzegtermijn voor de huurder vast te stellen) of in strijd met lid 6 onder b (door een kortere opzegtermijn voor de verhuurder vast te stellen), nietig is. Ook is elk beding nietig dat afwijkt van andere bepalingen in dit artikel. Verder is elk beding dat bepaalt dat de huur eindigt zonder dat opzegging nodig is, eveneens nietig.

9. Het ontwerp van een krachtens lid 2 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan worden gedaan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.

Dit lid beschrijft de procedure voor het vaststellen van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) zoals genoemd in lid 2. Het ontwerp van zo'n AMvB moet eerst worden voorgelegd aan zowel de Eerste als de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De formele voordracht voor het vaststellen van de AMvB kan pas plaatsvinden nadat vier weken zijn verstreken sinds deze overlegging. Een uitzondering hierop is als binnen die vier weken een van de Kamers, of ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een Kamer, de wens uitdrukt dat het onderwerp van de AMvB via een formele wet wordt geregeld. In dat geval moet zo snel mogelijk een wetsvoorstel met die strekking worden ingediend.

10. Dit artikel geldt niet, indien de beëindiging geschiedt met wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan.

Dit lid geeft aan dat de bepalingen van dit gehele artikel niet van toepassing zijn als de huurovereenkomst wordt beëindigd doordat beide partijen (huurder en verhuurder) het hierover eens zijn (wederzijds goedvinden), en deze overeenstemming tot stand komt nadat de huurperiode al is begonnen.