Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 3. Medehuur en voortzetting van de huur
Artikel 266

Artikel 266 (Medehuur echtgenoot en geregistreerd partner)

Laatste versie

1. De echtgenoot of geregistreerde partner van een huurder is van rechtswege medehuurder, zolang de woonruimte de echtgenoot of geregistreerde partner tot hoofdverblijf strekt, ongeacht of de huurovereenkomst voor dan wel na het aangaan van het huwelijk of van het geregistreerde partnerschap is gesloten.

2. Voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst, behalve voor zover deze reeds opeisbaar waren voordat de echtgenoot of geregistreerde partner medehuurder werd, zijn de huurder en de medehuurder jegens de verhuurder hoofdelijk aansprakelijk.

3. Indien de huurovereenkomst ten aanzien van de huurder eindigt, wordt de medehuurder huurder.

4. Indien de in lid 1 bedoelde echtgenoot of geregistreerde partner hetzij ingevolge een beschikking als bedoeld in artikel 826, lid 1 onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hetzij ingevolge onderlinge overeenstemming in verband met een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed, dan wel ingevolge beëindiging van geregistreerd partnerschap niet het gebruik heeft van de echtelijke woning, brengt dit voor de toepassing van dit artikel geen verandering in het hoofdverblijf.

5. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap kan de rechter op verzoek van een echtgenoot of geregistreerde partner bepalen wie van de echtgenoten of geregistreerde partners huurder van de woonruimte zal zijn. De rechter bepaalt tevens de dag van ingang van de huur met deze echtgenoot of partner. Op dezelfde dag eindigt de huur met de andere echtgenoot of partner.

Uitleg in duidelijke taal

1. De echtgenoot of geregistreerde partner van een huurder is van rechtswege medehuurder, zolang de woonruimte de echtgenoot of geregistreerde partner tot hoofdverblijf strekt, ongeacht of de huurovereenkomst voor dan wel na het aangaan van het huwelijk of van het geregistreerde partnerschap is gesloten.

Dit lid bepaalt dat de echtgenoot of geregistreerde partner van een huurder automatisch (van rechtswege) medehuurder wordt. Dit geldt zolang de woonruimte voor die echtgenoot of geregistreerde partner dient als hoofdverblijf. Het maakt hierbij niet uit of de huurovereenkomst is afgesloten vóór of ná het sluiten van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap.

2. Voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst, behalve voor zover deze reeds opeisbaar waren voordat de echtgenoot of geregistreerde partner medehuurder werd, zijn de huurder en de medehuurder jegens de verhuurder hoofdelijk aansprakelijk.

Dit lid stelt dat zowel de huurder als de medehuurder (de echtgenoot of geregistreerde partner) samen en ieder afzonderlijk (hoofdelijk) aansprakelijk zijn tegenover de verhuurder voor de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. Een uitzondering hierop zijn de verplichtingen die al betaald hadden moeten zijn (opeisbaar waren) voordat de echtgenoot of geregistreerde partner medehuurder werd; daarvoor is de medehuurder niet hoofdelijk aansprakelijk.

3. Indien de huurovereenkomst ten aanzien van de huurder eindigt, wordt de medehuurder huurder.

Dit lid geeft aan dat wanneer de huurovereenkomst met de oorspronkelijke huurder tot een einde komt, de medehuurder (de echtgenoot of geregistreerde partner) automatisch de nieuwe huurder wordt.

4. Indien de in lid 1 bedoelde echtgenoot of geregistreerde partner hetzij ingevolge een beschikking als bedoeld in artikel 826, lid 1 onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hetzij ingevolge onderlinge overeenstemming in verband met een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed, dan wel ingevolge beëindiging van geregistreerd partnerschap niet het gebruik heeft van de echtelijke woning, brengt dit voor de toepassing van dit artikel geen verandering in het hoofdverblijf.

Dit lid verduidelijkt dat als de echtgenoot of geregistreerde partner (zoals genoemd in lid 1) de echtelijke woning niet meer gebruikt – bijvoorbeeld door een rechterlijke beslissing (een beschikking als bedoeld in artikel 826, lid 1 onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), door een onderlinge afspraak bij een (aanvraag tot) echtscheiding of scheiding van tafel en bed, of door de beëindiging van het geregistreerd partnerschap – dit feit geen invloed heeft op de vaststelling van het hoofdverblijf voor de toepassing van dit artikel. Het hoofdverblijf wordt in zulke gevallen dus nog steeds geacht aanwezig te zijn voor de medehuurder.

5. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap kan de rechter op verzoek van een echtgenoot of geregistreerde partner bepalen wie van de echtgenoten of geregistreerde partners huurder van de woonruimte zal zijn. De rechter bepaalt tevens de dag van ingang van de huur met deze echtgenoot of partner. Op dezelfde dag eindigt de huur met de andere echtgenoot of partner.

Dit lid regelt dat bij een echtscheiding, scheiding van tafel en bed, of de beëindiging van een geregistreerd partnerschap, de rechter kan beslissen wie van de (voormalige) echtgenoten of geregistreerde partners de huurder van de woonruimte wordt. Dit gebeurt op verzoek van een van hen. De rechter stelt ook de datum vast waarop de huur voor de toegewezen persoon ingaat. Op diezelfde datum eindigt de huurovereenkomst voor de andere (voormalige) echtgenoot of partner.