Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 2. Huurprijzen en andere vergoedingen
Paragraaf 1. Huurprijzen
Artikel 253

Artikel 253 (Verzoek huurcommissie redelijkheid huurverhoging)

Laatste versie

1. Indien de huurder voor het tijdstip waarop de verhoging van de huurprijs blijkens het voorstel had moeten ingaan, schriftelijk verklaart met het voorstel van de verhuurder niet in te stemmen, kan de verhuurder tot zes weken na dat tijdstip onder overlegging van een afschrift van dat voorstel en van voornoemde verklaring van de huurder de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan, en de verklaring, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft op het huishoudinkomen over het inkomenstoetsjaar, verzoekt de verhuurder aan de inspecteur om een vervolgverklaring. Artikel 252a lid 4 is op de vervolgverklaring van overeenkomstige toepassing. De vervolgverklaring wordt door de verhuurder bij een verzoek als bedoeld in de eerste volzin overgelegd. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en de huurder zich beroept op een van de gevallen, genoemd in artikel 252a lid 6, verstrekt de huurder, indien dat deel uitmaken van een groep, bedoeld in onderdeel a van laatstgenoemd artikellid, de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, bij de verklaring, bedoeld in de eerste volzin, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen. Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald welke gegevens de huurder verstrekt.

2. De huurder kan de huurcommissie binnen vier maanden na het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel, indien:

a. hij noch vóór het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip de daar bedoelde schriftelijke verklaring doet, noch door het betalen van de voorgestelde huurverhoging doet blijken met die verhoging in te stemmen, en b. de verhuurder hem binnen drie maanden na het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip bij aangetekend schrijven nogmaals van het voorstel in kennis heeft gesteld, waarbij een afschrift van het voorstel is gevoegd, en hij met het voorstel tot huurverhoging niet instemt.

De huurder legt bij dit verzoek een afschrift van het voorstel en van dat schrijven en, indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en het deel uitmaken van een groep, bedoeld in artikel 252a lid 6 onder a, de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen over. Lid 1 zesde volzin is van overeenkomstige toepassing.

3. De huurder wordt geacht de voorgestelde verhoging van de huurprijs met ingang van de in het voorstel genoemde datum van ingang met de verhuurder te zijn overeengekomen indien hij, na ontvangst van het in het tweede lid bedoelde schrijven, niet binnen vier maanden na die datum van ingang een verzoek tot de huurcommissie heeft gericht.

4. Indien de huurder het in het tweede lid bedoelde verzoek doet, stelt de huurcommissie de verhuurder daarvan onverwijld in kennis.

5. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252 lid 1 aanhef of artikel 252a lid 1 bij aangetekend schrijven heeft gedaan, kan hij, indien voldaan is aan lid 2 onder a, binnen zes weken na het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. De verhuurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het voorstel en een bewijs van aangetekende verzending.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de huurder voor het tijdstip waarop de verhoging van de huurprijs blijkens het voorstel had moeten ingaan, schriftelijk verklaart met het voorstel van de verhuurder niet in te stemmen, kan de verhuurder tot zes weken na dat tijdstip onder overlegging van een afschrift van dat voorstel en van voornoemde verklaring van de huurder de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan, en de verklaring, bedoeld in de eerste volzin, betrekking heeft op het huishoudinkomen over het inkomenstoetsjaar, verzoekt de verhuurder aan de inspecteur om een vervolgverklaring. Artikel 252a lid 4 is op de vervolgverklaring van overeenkomstige toepassing. De vervolgverklaring wordt door de verhuurder bij een verzoek als bedoeld in de eerste volzin overgelegd. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en de huurder zich beroept op een van de gevallen, genoemd in artikel 252a lid 6, verstrekt de huurder, indien dat deel uitmaken van een groep, bedoeld in onderdeel a van laatstgenoemd artikellid, de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, bij de verklaring, bedoeld in de eerste volzin, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen. Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald welke gegevens de huurder verstrekt.

Dit betekent: Als de huurder vóór het moment dat de huurverhoging volgens het voorstel zou moeten ingaan, schriftelijk laat weten het niet eens te zijn met het voorstel van de verhuurder, dan kan de verhuurder de huurcommissie vragen een uitspraak te doen over de redelijkheid van dit voorstel. De verhuurder moet dit verzoek indienen binnen zes weken na het voorgestelde ingangstijdstip en daarbij een kopie van het voorstel en de schriftelijke verklaring van de huurder voegen. Als de verhuurder een voorstel heeft gedaan zoals beschreven in artikel 252a lid 1 (een inkomensafhankelijke huurverhoging), en de eerdergenoemde schriftelijke verklaring van de huurder gaat over het huishoudinkomen in het inkomenstoetsjaar, dan moet de verhuurder de inspecteur om een vervolgverklaring vragen. Artikel 252a lid 4 is ook van toepassing op deze vervolgverklaring. De verhuurder moet deze vervolgverklaring meesturen met het verzoek aan de huurcommissie. Als de verhuurder een voorstel heeft gedaan zoals in artikel 252a lid 1 en de huurder een beroep doet op een situatie genoemd in artikel 252a lid 6 (bijvoorbeeld als de huurder deel uitmaakt van een specifieke groep, of als de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen het punt van geschil is), dan moet de huurder bij zijn schriftelijke verklaring gegevens verstrekken over dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen. Welke specifieke gegevens de huurder moet verstrekken, wordt bepaald in een regeling van Onze Minister.

2. De huurder kan de huurcommissie binnen vier maanden na het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel, indien:

Dit betekent: De huurder heeft de mogelijkheid om de huurcommissie te vragen een uitspraak te doen over de redelijkheid van het huurverhogingsvoorstel. Dit kan de huurder doen binnen vier maanden na het tijdstip waarop de huurverhoging volgens het voorstel had moeten ingaan, maar alleen als aan de volgende voorwaarden (zie a en b) is voldaan:

a. hij noch vóór het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip de daar bedoelde schriftelijke verklaring doet, noch door het betalen van de voorgestelde huurverhoging doet blijken met die verhoging in te stemmen, en

Dit betekent: De huurder heeft vóór het tijdstip waarop de huurverhoging had moeten ingaan niet schriftelijk laten weten het oneens te zijn met het voorstel, en de huurder heeft ook niet de voorgestelde huurverhoging betaald (wat zou aangeven dat hij instemt), en

b. de verhuurder hem binnen drie maanden na het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip bij aangetekend schrijven nogmaals van het voorstel in kennis heeft gesteld, waarbij een afschrift van het voorstel is gevoegd, en hij met het voorstel tot huurverhoging niet instemt.

Dit betekent: De verhuurder heeft de huurder binnen drie maanden na het tijdstip waarop de huurverhoging had moeten ingaan, opnieuw per aangetekende brief geïnformeerd over het voorstel (met een kopie van het voorstel bijgevoegd), en de huurder is het nog steeds niet eens met de voorgestelde huurverhoging.

De huurder legt bij dit verzoek een afschrift van het voorstel en van dat schrijven en, indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en het deel uitmaken van een groep, bedoeld in artikel 252a lid 6 onder a, de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen over. Lid 1 zesde volzin is van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent: Wanneer de huurder een dergelijk verzoek indient bij de huurcommissie, moet hij een kopie van het huurverhogingsvoorstel en van de aangetekende brief van de verhuurder overleggen. Als de verhuurder een voorstel heeft gedaan zoals bedoeld in artikel 252a lid 1 (inkomensafhankelijke huurverhoging) en er een geschil is over het deel uitmaken van een groep (zoals genoemd in artikel 252a lid 6 onder a), de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen, dan moet de huurder ook gegevens hierover overleggen. De zesde zin van lid 1 van dit artikel (waarin staat dat bij regeling van Onze Minister wordt bepaald welke gegevens de huurder verstrekt) is hierop ook van toepassing.

3. De huurder wordt geacht de voorgestelde verhoging van de huurprijs met ingang van de in het voorstel genoemde datum van ingang met de verhuurder te zijn overeengekomen indien hij, na ontvangst van het in het tweede lid bedoelde schrijven, niet binnen vier maanden na die datum van ingang een verzoek tot de huurcommissie heeft gericht.

Dit betekent: Als de huurder, na de aangetekende brief van de verhuurder (zoals bedoeld in lid 2) te hebben ontvangen, niet binnen vier maanden na de voorgestelde ingangsdatum van de huurverhoging een verzoek indient bij de huurcommissie, dan wordt ervan uitgegaan (geacht) dat de huurder akkoord is gegaan met de voorgestelde huurverhoging vanaf de in het voorstel genoemde ingangsdatum.

4. Indien de huurder het in het tweede lid bedoelde verzoek doet, stelt de huurcommissie de verhuurder daarvan onverwijld in kennis.

Dit betekent: Als de huurder een verzoek indient bij de huurcommissie zoals beschreven in lid 2, dan moet de huurcommissie de verhuurder hierover direct (onverwijld) informeren.

5. Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252 lid 1 aanhef of artikel 252a lid 1 bij aangetekend schrijven heeft gedaan, kan hij, indien voldaan is aan lid 2 onder a, binnen zes weken na het in lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstip de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. De verhuurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het voorstel en een bewijs van aangetekende verzending.

Dit betekent: Als de verhuurder een huurverhogingsvoorstel (een algemeen voorstel volgens artikel 252 lid 1, of een inkomensafhankelijk voorstel volgens artikel 252a lid 1) per aangetekende brief heeft verstuurd, en als voldaan is aan de voorwaarde genoemd in lid 2 onder a (de huurder heeft niet schriftelijk bezwaar gemaakt en ook niet betaald), dan kan de verhuurder de huurcommissie vragen een uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. Dit moet de verhuurder doen binnen zes weken na het tijdstip waarop de huurverhoging volgens het voorstel had moeten ingaan. Bij dit verzoek moet de verhuurder een kopie van het voorstel en een bewijs van de aangetekende verzending overleggen.