Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 2. Huurprijzen en andere vergoedingen
Paragraaf 1. Huurprijzen
Artikel 252c

Artikel 252c (Specifieke gronden huurverhogingsvoorstel zelfstandige woning)

Laatste versie

Een verhuurder kan ten aanzien van woonruimte die een zelfstandige woning vormt een voorstel als bedoeld in artikel 252 doen, strekkend tot verhoging van de huurprijs op de grond dat: a. bij de aanvang van de bewoning is overeengekomen om gedurende ten hoogste drie jaar na die aanvang de verschuldigde huurprijs stapsgewijs naar de bij die aanvang overeengekomen huurprijs te brengen, die niet hoger is dan het ten tijde van die aanvang krachtens artikel 3 lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vastgestelde bedrag; b. niet eerder dan drie jaar voor de voorgestelde huurverhogingsdatum de huurprijs op schriftelijk verzoek van de huurder niet is verhoogd respectievelijk is verlaagd anders dan overeenkomstig artikel 252, 252b of 257.

Uitleg in duidelijke taal

Een verhuurder kan ten aanzien van woonruimte die een zelfstandige woning vormt een voorstel als bedoeld in artikel 252 doen, strekkend tot verhoging van de huurprijs op de grond dat:

Dit betekent dat een verhuurder, voor een woonruimte die een zelfstandige woning is, een voorstel kan indienen zoals omschreven in artikel 252. Dit voorstel is gericht op het verhogen van de huurprijs en is gebaseerd op de volgende redenen:

a. bij de aanvang van de bewoning is overeengekomen om gedurende ten hoogste drie jaar na die aanvang de verschuldigde huurprijs stapsgewijs naar de bij die aanvang overeengekomen huurprijs te brengen, die niet hoger is dan het ten tijde van die aanvang krachtens artikel 3 lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vastgestelde bedrag;

Dit houdt in dat er bij het begin van de bewoning is afgesproken dat de te betalen huurprijs gedurende een periode van maximaal drie jaar na dat begin stapsgewijs zal worden verhoogd tot de huurprijs die bij het begin van de bewoning was overeengekomen. Deze overeengekomen huurprijs mag niet hoger zijn dan het bedrag dat op dat moment was vastgesteld op grond van artikel 3, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

b. niet eerder dan drie jaar voor de voorgestelde huurverhogingsdatum de huurprijs op schriftelijk verzoek van de huurder niet is verhoogd respectievelijk is verlaagd anders dan overeenkomstig artikel 252, 252b of 257.

Dit betekent dat in de periode van drie jaar direct voorafgaand aan de voorgestelde datum van huurverhoging, de huurprijs, op schriftelijk verzoek van de huurder, niet is verhoogd en ook niet is verlaagd, tenzij dit gebeurde in overeenstemming met artikel 252, artikel 252b of artikel 257.