Artikel 252 (Vereisten voorstel huurprijs wijziging)
1. Een voorstel tot wijziging van de huurprijs moet tenminste twee maanden voor de voorgestelde dag van ingang van de wijziging schriftelijk worden gedaan.
2. Het in lid 1 bedoelde voorstel dient te vermelden:
a. de geldende huurprijs; b. het percentage of het bedrag van de wijziging van de huurprijs; c. de voorgestelde huurprijs; d. de voorgestelde dag van ingang van de voorgestelde huurprijs; e. de wijze waarop en het tijdvak waarbinnen de huurder, wanneer hij bezwaren heeft tegen het voorstel, daarvan kan doen blijken, en de gevolgen die deze onderafdeling verbindt aan het niet doen blijken van bezwaren.
3. Voor het doen van een voorstel tot verlaging van de huurprijs dient een waardering van de kwaliteit van de woonruimte als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te worden verstrekt.
4. Indien een overeenkomst tot wijziging van de huurprijs tot stand komt naar aanleiding van een voorstel daartoe, dat niet voldoet aan lid 1 en lid 2 aanhef en onder b, d of e dan wel aan het in lid 3 bepaalde, blijft de voordien geldende huurprijs verschuldigd, tenzij blijkt dat degene tot wie het voorstel was gericht niet door het verzuim is benadeeld.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een voorstel tot wijziging van de huurprijs moet tenminste twee maanden voor de voorgestelde dag van ingang van de wijziging schriftelijk worden gedaan.
Dit lid stelt dat een voorstel om de huurprijs aan te passen, minstens twee maanden voordat de wijziging beoogd wordt in te gaan, schriftelijk moet worden gedaan.
2. Het in lid 1 bedoelde voorstel dient te vermelden:
Dit lid geeft aan dat het voorstel, zoals genoemd in lid 1, de volgende informatie moet bevatten:
a. de geldende huurprijs;
Dit betreft de huurprijs die op het moment van het voorstel van kracht is.
b. het percentage of het bedrag van de wijziging van de huurprijs;
Dit betekent dat het voorstel moet aangeven met welk percentage of met welk specifiek bedrag de huurprijs zal veranderen.
c. de voorgestelde huurprijs;
Dit is de nieuwe huurprijs die na de wijziging zal gelden.
d. de voorgestelde dag van ingang van de voorgestelde huurprijs;
Dit is de specifieke datum waarop de voorgestelde nieuwe huurprijs van kracht moet worden.
e. de wijze waarop en het tijdvak waarbinnen de huurder, wanneer hij bezwaren heeft tegen het voorstel, daarvan kan doen blijken, en de gevolgen die deze onderafdeling verbindt aan het niet doen blijken van bezwaren.
Dit onderdeel vereist dat het voorstel uitlegt hoe de huurder bezwaar kan maken tegen het voorstel, binnen welke termijn (tijdvak) dit moet gebeuren, en wat de consequenties (gevolgen) zijn als de huurder geen bezwaar maakt, zoals bepaald in deze onderafdeling van de wet.
3. Voor het doen van een voorstel tot verlaging van de huurprijs dient een waardering van de kwaliteit van de woonruimte als bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te worden verstrekt.
Dit lid bepaalt dat als een voorstel wordt gedaan om de huurprijs te verlagen, er een beoordeling (waardering) van de kwaliteit van de woonruimte moet worden meegeleverd. Deze waardering moet zijn zoals omschreven in artikel 10, lid 1, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
4. Indien een overeenkomst tot wijziging van de huurprijs tot stand komt naar aanleiding van een voorstel daartoe, dat niet voldoet aan lid 1 en lid 2 aanhef en onder b, d of e dan wel aan het in lid 3 bepaalde, blijft de voordien geldende huurprijs verschuldigd, tenzij blijkt dat degene tot wie het voorstel was gericht niet door het verzuim is benadeeld.
Dit lid regelt wat er gebeurt als er een overeenkomst tot huurprijs wijziging wordt gesloten op basis van een voorstel dat niet voldoet aan de eisen genoemd in lid 1 (schriftelijk en termijn), lid 2 aanhef en onderdelen b (percentage/bedrag wijziging), d (ingangsdatum) of e (bezwaarprocedure), of aan de eis van lid 3 (waardering bij huurverlaging). In dat geval blijft de oorspronkelijke (voordien geldende) huurprijs verschuldigd. Een uitzondering hierop is als blijkt dat de persoon aan wie het voorstel was gericht (meestal de huurder) geen nadeel (niet benadeeld) heeft ondervonden door het niet naleven (verzuim) van deze vereisten.