Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 5. Huur van woonruimte
Onderafdeling 2. Huurprijzen en andere vergoedingen
Paragraaf 1. Huurprijzen
Artikel 251

Artikel 251 (Nietigheid meervoudige huurprijsverhoging, verjaring vordering)

Laatste versie

1. Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs in enig tijdvak van twaalf maanden meer dan eenmaal wordt verhoogd, zijn nietig, tenzij het gaat om het geval van artikel 255, artikel 255a of van artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

2. In afwijking van artikel 308 van Boek 3 verjaart de rechtsvordering tot betaling van een huurprijsverhoging door verloop van twee jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden, tenzij de verhuurder de huurder in enig jaar niet schriftelijk informeert over het in dat jaar opeisbaar worden van een vordering tot betaling van een huurprijsverhoging, in welk geval die vordering verjaart door verloop van één jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.

Details

[Toekomstige wijziging(en) op 01-05-2029. Zie het wijzigingenoverzicht]

Uitleg in duidelijke taal

1. Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs in enig tijdvak van twaalf maanden meer dan eenmaal wordt verhoogd, zijn nietig, tenzij het gaat om het geval van artikel 255, artikel 255a of van artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Dit betekent dat clausules (bepalingen) in huurcontracten (huurovereenkomsten) die ervoor zorgen (tot gevolg hebben) dat de huurprijs binnen een periode (enig tijdvak) van twaalf maanden vaker dan één keer (meer dan eenmaal) omhooggaat (wordt verhoogd), ongeldig (nietig) zijn. Een uitzondering (tenzij) hierop geldt voor de situaties die zijn beschreven in artikel 255, artikel 255a, of artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

2. In afwijking van artikel 308 van Boek 3 verjaart de rechtsvordering tot betaling van een huurprijsverhoging door verloop van twee jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden, tenzij de verhuurder de huurder in enig jaar niet schriftelijk informeert over het in dat jaar opeisbaar worden van een vordering tot betaling van een huurprijsverhoging, in welk geval die vordering verjaart door verloop van één jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.

Dit lid stelt dat, anders dan bepaald in artikel 308 van Boek 3, een juridische actie (rechtsvordering) om betaling van een huurprijsverhoging te eisen, haar geldigheid verliest (verjaart) na twee jaar. Deze termijn van twee jaar begint te lopen (na de aanvang van de dag, volgende op die) vanaf het moment dat de huurprijsverhoging betaald had moeten worden (waarop de vordering opeisbaar is geworden). Er is een uitzondering (tenzij): als de verhuurder de huurder in een bepaald jaar (in enig jaar) niet schriftelijk op de hoogte stelt dat een vordering tot betaling van een huurprijsverhoging in dat jaar opeisbaar is geworden, dan verjaart die vordering al na één jaar. Deze termijn van één jaar begint eveneens te lopen vanaf het begin van de dag die volgt op de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden.