Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 4. De overgang van de huur bij overdracht van de verhuurde zaken en het eindigen van de huur
Artikel 230a

Artikel 230a (Ontruimingsbescherming huur overige onroerende zaken)

1. Heeft de huur betrekking op een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan en is die zaak of dat gedeelte noch woonruimte, noch bedrijfsruimte in de zin van deze titel, dan kan de huurder na het einde van de huurovereenkomst de rechter verzoeken de termijn waarbinnen ontruiming moet plaats vinden, te verlengen. Het verzoek moet worden ingediend binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd.

2. Het eerste lid geldt niet in geval de huurder zelf de huur heeft opgezegd, uitdrukkelijk in de beëindiging daarvan heeft toegestemd of veroordeeld is tot ontruiming wegens niet nakoming van zijn verplichtingen.

3. De verhuurder kan niet verlangen dat de huurder voor het einde van de in lid 1 bedoelde termijn tot ontruiming overgaat. De indiening van het verzoek schorst de verplichting om tot ontruiming over te gaan, totdat op het verzoek is beslist.

4. Het verzoek wordt slechts toegewezen indien de belangen van de huurder en van de onderhuurder aan wie bevoegdelijk is onderverhuurd, door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van de verhuurder bij voortzetting van het gebruik door de huurder. Het verzoek wordt niettemin afgewezen, indien de verhuurder aannemelijk maakt dat van hem wegens onbehoorlijk gebruik van het verhuurde, wegens ernstige overlast, de medegebruikers dan wel hemzelf aangedaan, of wegens wanbetaling niet gevergd kan worden dat de huurder langer het recht op het gebruik van de zaak of gedeelte daarvan behoudt.

5. De verlenging kan worden uitgesproken voor een termijn van ten hoogste een jaar na het eindigen van de overeenkomst. Deze termijn kan op verzoek van de huurder nog tweemaal telkens met ten hoogste een jaar worden verlengd. Het verzoek tot verlenging moet uiterlijk een maand voor het verstrijken van de termijn worden ingediend. Lid 3, tweede zin, en lid 4 zijn van toepassing.

6. Zo partijen het niet eens zijn over de som die de huurder gedurende de termijn waarmee de verlenging heeft plaats gevonden, voor het gebruik van de zaak of gedeelte daarvan verplicht is te betalen, stelt rechter deze som vast op een, gezien het huurpeil ter plaatse, redelijk bedrag. Hij kan, zo een der partijen dit verzoekt, te dier zake een voorlopige voorziening treffen. Voor het overige blijven gedurende deze termijn de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst tussen partijen van kracht.

7. Bij afwijzing van het verzoek stelt de rechter het tijdstip van ontruiming vast. De beschikking geldt als een veroordeling tot ontruiming tegen dat tijdstip.

8. Tegen een beschikking krachtens dit artikel staat geen hogere voorziening open.

9. Van dit artikel kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

10. De leden 1–9 zijn niet van toepassing, wanneer de overeenkomst tevens aan de omschrijving voldoet van een overeenkomst als bedoeld in artikel 50a, onderdelen c of f.

Uitleg in duidelijke taal

1. Heeft de huur betrekking op een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan en is die zaak of dat gedeelte noch woonruimte, noch bedrijfsruimte in de zin van deze titel, dan kan de huurder na het einde van de huurovereenkomst de rechter verzoeken de termijn waarbinnen ontruiming moet plaats vinden, te verlengen. Het verzoek moet worden ingediend binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd.

Dit lid bepaalt dat als een huurovereenkomst een gebouwde onroerende zaak of een deel daarvan betreft, en die zaak of dat deel geen woonruimte is en ook geen bedrijfsruimte zoals bedoeld in deze titel (van het Burgerlijk Wetboek), de huurder na het beëindigen van de huurovereenkomst de rechter kan vragen om de periode waarbinnen de ontruiming moet plaatsvinden, te verlengen. De huurder moet dit verzoek indienen binnen twee maanden na de datum waarop de ontruiming schriftelijk is aangekondigd (aangezegd).

2. Het eerste lid geldt niet in geval de huurder zelf de huur heeft opgezegd, uitdrukkelijk in de beëindiging daarvan heeft toegestemd of veroordeeld is tot ontruiming wegens niet nakoming van zijn verplichtingen.

Dit lid stelt dat de mogelijkheid tot verlenging van de ontruimingstermijn, zoals beschreven in het eerste lid, niet van toepassing is als de huurder zelf de huurovereenkomst heeft beëindigd (opgezegd), expliciet (uitdrukkelijk) heeft ingestemd met de beëindiging, of als de huurder door de rechter is veroordeeld tot ontruiming omdat hij zijn verplichtingen niet is nagekomen.

3. De verhuurder kan niet verlangen dat de huurder voor het einde van de in lid 1 bedoelde termijn tot ontruiming overgaat. De indiening van het verzoek schorst de verplichting om tot ontruiming over te gaan, totdat op het verzoek is beslist.

Dit lid bepaalt dat de verhuurder niet mag eisen dat de huurder het gehuurde ontruimt vóór het einde van de termijn die in lid 1 is genoemd (de oorspronkelijke of reeds verlengde ontruimingstermijn). Wanneer de huurder een verzoek tot verlenging indient, wordt de verplichting tot ontruiming opgeschort (tijdelijk stopgezet) totdat de rechter een beslissing heeft genomen over dat verzoek.

4. Het verzoek wordt slechts toegewezen indien de belangen van de huurder en van de onderhuurder aan wie bevoegdelijk is onderverhuurd, door de ontruiming ernstiger worden geschaad dan die van de verhuurder bij voortzetting van het gebruik door de huurder. Het verzoek wordt niettemin afgewezen, indien de verhuurder aannemelijk maakt dat van hem wegens onbehoorlijk gebruik van het verhuurde, wegens ernstige overlast, de medegebruikers dan wel hemzelf aangedaan, of wegens wanbetaling niet gevergd kan worden dat de huurder langer het recht op het gebruik van de zaak of gedeelte daarvan behoudt.

Dit lid stelt dat het verzoek om verlenging van de ontruimingstermijn alleen wordt goedgekeurd (toegewezen) als de belangen van de huurder en van een eventuele onderhuurder (aan wie rechtmatig is onderverhuurd) door de ontruiming zwaarder wegen (ernstiger worden geschaad) dan de belangen van de verhuurder als de huurder het gehuurde langer blijft gebruiken. Desondanks (niettemin) wordt het verzoek afgewezen als de verhuurder aannemelijk kan maken dat van hem niet verwacht kan worden (niet gevergd kan worden) dat de huurder het recht op gebruik van de zaak of een deel daarvan langer behoudt, vanwege onbehoorlijk gebruik van het gehuurde, ernstige overlast die aan medegebruikers of de verhuurder zelf is toegebracht, of wegens wanbetaling.

5. De verlenging kan worden uitgesproken voor een termijn van ten hoogste een jaar na het eindigen van de overeenkomst. Deze termijn kan op verzoek van de huurder nog tweemaal telkens met ten hoogste een jaar worden verlengd. Het verzoek tot verlenging moet uiterlijk een maand voor het verstrijken van de termijn worden ingediend. Lid 3, tweede zin, en lid 4 zijn van toepassing.

Dit lid bepaalt dat de rechter de ontruimingstermijn kan verlengen met maximaal één jaar, gerekend vanaf het einde van de huurovereenkomst. Op verzoek van de huurder kan deze termijn nog twee keer worden verlengd, telkens met maximaal één jaar. Een verzoek tot verdere verlenging moet uiterlijk één maand voordat de lopende (verlengde) termijn afloopt, worden ingediend. De bepaling uit lid 3, tweede zin (over opschorting van de ontruimingsplicht) en de voorwaarden uit lid 4 (belangenafweging en afwijzingsgronden) zijn ook van toepassing op deze verdere verlengingsverzoeken.

6. Zo partijen het niet eens zijn over de som die de huurder gedurende de termijn waarmee de verlenging heeft plaats gevonden, voor het gebruik van de zaak of gedeelte daarvan verplicht is te betalen, stelt rechter deze som vast op een, gezien het huurpeil ter plaatse, redelijk bedrag. Hij kan, zo een der partijen dit verzoekt, te dier zake een voorlopige voorziening treffen. Voor het overige blijven gedurende deze termijn de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst tussen partijen van kracht.

Dit lid regelt dat als de huurder en verhuurder het niet eens worden over het bedrag (de som) dat de huurder moet betalen voor het gebruik van de zaak of een deel daarvan gedurende de verlengde ontruimingstermijn, de rechter dit bedrag vaststelt. De rechter baseert dit op wat redelijk is, gelet op het gebruikelijke huurniveau (huurpeil) ter plaatse. Als een van de partijen daarom vraagt, kan de rechter hierover een voorlopige beslissing (voorlopige voorziening) nemen. Voor alle andere aspecten blijven de rechten en verplichtingen uit de oorspronkelijke huurovereenkomst gedurende de verlengde termijn gelden.

7. Bij afwijzing van het verzoek stelt de rechter het tijdstip van ontruiming vast. De beschikking geldt als een veroordeling tot ontruiming tegen dat tijdstip.

Dit lid bepaalt dat als de rechter het verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn afwijst, de rechter ook de datum en tijd vaststelt waarop de ontruiming moet plaatsvinden. De uitspraak (beschikking) van de rechter heeft dan dezelfde kracht als een vonnis waarin de huurder wordt veroordeeld tot ontruiming op dat vastgestelde tijdstip.

8. Tegen een beschikking krachtens dit artikel staat geen hogere voorziening open.

Dit lid stelt dat tegen een beslissing (beschikking) van de rechter die op basis van dit artikel is genomen, geen hoger beroep of cassatie (hogere voorziening) mogelijk is.

9. Van dit artikel kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

Dit lid bepaalt dat partijen in een huurovereenkomst geen afspraken mogen maken die ongunstiger zijn voor de huurder dan wat in dit artikel is bepaald. Dit artikel is dus van dwingend recht ten gunste van de huurder.

10. De leden 1–9 zijn niet van toepassing, wanneer de overeenkomst tevens aan de omschrijving voldoet van een overeenkomst als bedoeld in artikel 50a, onderdelen c of f.

Dit lid geeft aan dat de bepalingen van lid 1 tot en met 9 van dit artikel niet gelden (niet van toepassing zijn) als de huurovereenkomst ook voldoet aan de kenmerken van een overeenkomst zoals omschreven in artikel 50a, specifiek de onderdelen c of f (van de Pachtwet, hoewel niet expliciet genoemd, betreft dit vaak de link naar pachtovereenkomsten).