Terug naar bibliotheek
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten
Titel 4. Huur
Afdeling 3. De verplichtingen van de huurder
Artikel 224

Artikel 224 (Oplevering gehuurde einde huur)

Laatste versie

1. De huurder is verplicht het gehuurde bij het einde van de huur weer ter beschikking van de verhuurder te stellen.

2. Indien tussen de huurder en verhuurder een beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is de huurder gehouden de zaak in dezelfde staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.

Uitleg in duidelijke taal

1. De huurder is verplicht het gehuurde bij het einde van de huur weer ter beschikking van de verhuurder te stellen.

Dit lid betekent dat de huurder de plicht heeft om het gehuurde object aan het einde van de huurovereenkomst terug te geven aan de verhuurder.

2. Indien tussen de huurder en verhuurder een beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is de huurder gehouden de zaak in dezelfde staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.

Dit lid stelt het volgende: Als de huurder en de verhuurder samen een officieel document hebben opgesteld waarin de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur is vastgelegd (een beschrijving), dan is de huurder verplicht (gehouden) om het gehuurde aan het einde van de huur in exact dezelfde staat terug te geven als beschreven, met twee uitzonderingen:

  1. veranderingen en toevoegingen die met toestemming zijn aangebracht (geoorloofde veranderingen en toevoegingen), en
  2. schade of slijtage die normaal is door het verstrijken van de tijd (hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd).

Als er géén dergelijke beschrijving is opgemaakt, dan geldt een wettelijk vermoeden: er wordt dan aangenomen (verondersteld) dat de huurder het gehuurde heeft ontvangen in de staat waarin het zich bevindt op het moment dat de huurovereenkomst eindigt. De huurder kan dit vermoeden weerleggen door bewijs van het tegendeel (tegenbewijs) te leveren.