Artikel 215 (Bevoegdheid huurder tot verandering gehuurde)
1. De huurder is niet bevoegd de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten kunnen worden ongedaan gemaakt en verwijderd.
2. Indien het de huur van woonruimte betreft, verleent de verhuurder binnen acht weken de toestemming in ieder geval, indien de voorgenomen veranderingen de verhuurbaarheid van het gehuurde niet schaden, dan wel niet leiden tot een waardedaling van het gehuurde.
3. Indien de verhuurder de toestemming niet verleent, kan de huurder vorderen dat de rechter hem zal machtigen tot het aanbrengen van de veranderingen. Indien de verhuurder niet tevens de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter van de zaak is, draagt de verhuurder ervoor zorg dat ook de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter tijdig in het geding wordt geroepen. Indien op de zaak een hypotheek rust, bestaat deze verplichting tevens ten aanzien van de hypotheekhouder.
4. De rechter wijst de vordering in ieder geval toe, indien de verhuurder op grond van lid 2 toestemming had behoren te geven. In andere gevallen wijst hij de vordering slechts toe, indien de veranderingen noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van het gehuurde door de huurder of het woongenot verhogen en geen zwaarwichtige bezwaren aan de zijde van de verhuurder zich tegen het aanbrengen daarvan verzetten.
5. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen; hij kan op vordering van de verhuurder de huurprijs verhogen, indien de veranderingen daartoe aanleiding geven.
6. Van de voorgaande leden kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken, tenzij het de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft.
Uitleg in duidelijke taal
1. De huurder is niet bevoegd de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten kunnen worden ongedaan gemaakt en verwijderd.
Dit betekent letterlijk: De huurder heeft niet het recht (is niet bevoegd) om de inrichting of het uiterlijk (gedaante) van de gehuurde zaak geheel of voor een deel te wijzigen, tenzij de verhuurder hiervoor vooraf schriftelijke toestemming heeft gegeven. Een uitzondering hierop geldt als het veranderingen en toevoegingen betreft die na afloop van de huurovereenkomst zonder belangrijke (noemenswaardige) kosten weer kunnen worden verwijderd en in de oorspronkelijke staat hersteld (ongedaan gemaakt en verwijderd).
2. Indien het de huur van woonruimte betreft, verleent de verhuurder binnen acht weken de toestemming in ieder geval, indien de voorgenomen veranderingen de verhuurbaarheid van het gehuurde niet schaden, dan wel niet leiden tot een waardedaling van het gehuurde.
Dit betekent letterlijk: Wanneer het om de huur van een woning (woonruimte) gaat, dient de verhuurder de gevraagde toestemming voor veranderingen binnen een termijn van acht weken te geven. Dit moet hij in ieder geval doen als de geplande (voorgenomen) veranderingen geen negatieve invloed hebben op de mogelijkheden om de woning opnieuw te verhuren (de verhuurbaarheid niet schaden) en ook niet resulteren in een vermindering van de waarde (waardedaling) van de gehuurde woning.
3. Indien de verhuurder de toestemming niet verleent, kan de huurder vorderen dat de rechter hem zal machtigen tot het aanbrengen van de veranderingen. Indien de verhuurder niet tevens de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter van de zaak is, draagt de verhuurder ervoor zorg dat ook de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter tijdig in het geding wordt geroepen. Indien op de zaak een hypotheek rust, bestaat deze verplichting tevens ten aanzien van de hypotheekhouder.
Dit betekent letterlijk: Mocht de verhuurder de toestemming weigeren (niet verlenen), dan kan de huurder bij de rechter een verzoek (vordering) indienen om alsnog toestemming (machtiging) te krijgen voor het doorvoeren van de veranderingen. Indien de verhuurder niet ook de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter van de gehuurde zaak is, dan is de verhuurder verplicht ervoor te zorgen dat deze partijen (de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter) op tijd worden betrokken bij de juridische procedure (tijdig in het geding wordt geroepen). Deze verplichting geldt eveneens voor de hypotheekhouder, indien er een hypotheek op de zaak rust.
4. De rechter wijst de vordering in ieder geval toe, indien de verhuurder op grond van lid 2 toestemming had behoren te geven. In andere gevallen wijst hij de vordering slechts toe, indien de veranderingen noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van het gehuurde door de huurder of het woongenot verhogen en geen zwaarwichtige bezwaren aan de zijde van de verhuurder zich tegen het aanbrengen daarvan verzetten.
Dit betekent letterlijk: De rechter zal het verzoek (de vordering) van de huurder altijd goedkeuren (toewijzen) wanneer de verhuurder op basis van de criteria in lid 2 reeds toestemming had moeten geven. In alle overige situaties zal de rechter de vordering alleen toewijzen als de voorgenomen veranderingen essentieel (noodzakelijk) zijn voor een efficiënt (doelmatig) gebruik van het gehuurde door de huurder, of als ze het woonplezier (woongenot) verbeteren, en er bovendien geen zeer gewichtige (zwaarwichtige) bezwaren van de verhuurder zijn tegen het aanbrengen van deze veranderingen.
5. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen; hij kan op vordering van de verhuurder de huurprijs verhogen, indien de veranderingen daartoe aanleiding geven.
Dit betekent letterlijk: De rechter heeft de bevoegdheid om aan de verleende toestemming (machtiging) specifieke voorwaarden te koppelen of een verplichting (last) op te leggen. Daarnaast kan de rechter, op verzoek (vordering) van de verhuurder, besluiten de huurprijs te verhogen, mits de aangebrachte veranderingen daar een gegronde reden (aanleiding) voor vormen.
6. Van de voorgaande leden kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken, tenzij het de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft.
Dit betekent letterlijk: Het is niet toegestaan om van de bepalingen in de voorgaande leden (lid 1 tot en met 5) af te wijken op een manier die nadelig is voor de huurder. Een uitzondering hierop (tenzij) geldt wanneer de veranderingen betrekking hebben op de buitenkant (buitenzijde) van een gehuurde woning (woonruimte).