Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 1. Verbintenissen in het algemeen
Afdeling 9. De gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 80

Artikel 80 (Gevolgen niet-nakoming vóór opeisbaarheid)

Laatste versie

1. De gevolgen van niet-nakoming treden reeds in voordat de vordering opeisbaar is:

a. indien vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn; b. indien de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten; of c. indien de schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal tekortschieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen.

2. Het oorspronkelijke tijdstip van opeisbaarheid blijft gelden voor de verschuldigdheid van schadevergoeding wegens vertraging en de toerekening aan de schuldenaar van onmogelijk worden van nakoming tijdens zijn verzuim.

Uitleg in duidelijke taal

1. De gevolgen van niet-nakoming treden reeds in voordat de vordering opeisbaar is:

Dit betekent dat de consequenties van het niet nakomen van een verplichting al kunnen ontstaan nog voordat de prestatie volgens afspraak of wet opgeëist kan worden, namelijk in de volgende situaties:

a. indien vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn;

Dit is het geval als het zeker is dat het uitvoeren van de verplichting op de juiste manier (zonder tekortkoming) niet meer mogelijk zal zijn.

b. indien de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekortschieten; of

Dit is het geval als de schuldeiser uit een bericht van de schuldenaar moet begrijpen dat de schuldenaar zijn verplichting niet zal nakomen.

c. indien de schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal tekortschieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen.

Dit is het geval als de schuldeiser gegronde redenen heeft om te vrezen dat de schuldenaar zijn verplichting niet zal nakomen, en de schuldenaar niet reageert op een schriftelijke sommatie. In deze sommatie moeten die redenen staan en moet de schuldenaar gevraagd worden om binnen een redelijke periode, die in de sommatie is genoemd, te verklaren dat hij zijn verplichtingen zal nakomen.

2. Het oorspronkelijke tijdstip van opeisbaarheid blijft gelden voor de verschuldigdheid van schadevergoeding wegens vertraging en de toerekening aan de schuldenaar van onmogelijk worden van nakoming tijdens zijn verzuim.

Dit betekent dat het oorspronkelijke moment waarop de prestatie opgeëist kon worden, van toepassing blijft voor de plicht tot het betalen van schadevergoeding door te late nakoming. Dit geldt ook voor het toerekenen aan de schuldenaar van het feit dat nakoming onmogelijk is geworden terwijl hij al in verzuim was.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad101x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1581 - Ingebrekestelling en verzuim: de redelijkheid van de nakomingstermijn

ECLI:NL:HR:2019:158111 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Bij het bepalen van een redelijke termijn voor nakoming in een ingebrekestelling zijn eerdere sommaties en gestelde termijnen, ook al waren die niet fataal, relevant. De schuldenaar mag niet wachten met voorbereidingen. Verzuim kan ook intreden bij een ontoereikende reactie op een verzoek tot nakomingstoezegging.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Bouwrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:970 - Retentierecht, ouder recht en de fatale gevolgen van een onvoldoende kenbare grief

ECLI:NL:HR:2023:97023 juni 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een grief moet voldoende kenbaar zijn voor de wederpartij en de rechter. De Hoge Raad oordeelt dat het hof buiten de rechtsstrijd is getreden. Ten overvloede wordt overwogen dat de rechtsopvolger van een derde met een ouder recht diens sterke positie jegens de retentor behoudt.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Goederenrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:284 - Einde hoofdhuur leidt niet automatisch tot tekortkoming van onderverhuurder

ECLI:NL:HR:2018:28423 februari 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Het beëindigen van een hoofdhuurovereenkomst betekent niet automatisch dat de onderverhuurder tekortschiet jegens de onderhuurder. Van een tekortkoming is pas sprake als het feitelijke gebruik van het gehuurde door de onderhuurder wordt gestoord, bijvoorbeeld doordat de hoofdverhuurder de zaak opeist.

Civiel RechtHuurrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BM2334

ECLI:NL:HR:2010:BM23349 juli 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AV0624

ECLI:NL:HR:2006:AV06247 april 2006Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AT2650

ECLI:NL:HR:2005:AT265013 mei 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInsolventierecht, Huurrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2004:AR2775

ECLI:NL:HR:2004:AR277524 december 2004Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Vastgoedrecht, Burgerlijk Procesrecht