Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 5. Overeenkomsten in het algemeen
Afdeling 5. Wederkerige overeenkomsten
Artikel 272

Artikel 272 (Waardevergoeding onmogelijke ongedaanmaking prestatie)

Laatste versie

1. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst.

2. Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad.

Uitleg in duidelijke taal

1. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst.

Dit betekent letterlijk: Indien de aard van de geleverde prestatie het onmogelijk maakt dat deze prestatie ongedaan wordt gemaakt, dan komt daarvoor een vergoeding in de plaats. De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan de waarde die de prestatie had op het moment (tijdstip) dat deze werd ontvangen.

2. Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, dan wordt deze vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dit tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad.

Dit betekent letterlijk: Als de geleverde prestatie niet overeenkwam met wat in de verbintenis was afgesproken (niet aan de verbintenis beantwoord), dan wordt de eerdergenoemde vergoeding beperkt. De vergoeding zal dan niet hoger zijn dan het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger, op het moment van ontvangst en onder de toen geldende omstandigheden, daadwerkelijk (werkelijk) heeft gehad.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1216

ECLI:NL:HR:2018:121613 juli 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2729 - Faillissement en Aanneming: Curator's Vordering uit Ongerechtvaardigde Verrijking na Niet-Gestanddoening

ECLI:NL:HR:2016:27292 december 2016Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Indien een curator een aannemingsovereenkomst niet gestand doet (art. 37 Fw), verliest hij niet het recht om een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking in te stellen voor reeds verricht, maar contractueel nog niet opeisbaar werk, tenzij de overeenkomst dit expliciet uitsluit.

Civiel RechtInsolventierecht, Verbintenissenrecht, Bouwrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1520

ECLI:NL:HR:2015:152012 juni 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1490

ECLI:NL:HR:2014:149020 juni 2014Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:84

ECLI:NL:HR:2015:8416 januari 2015Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:140

ECLI:NL:HR:2017:1403 februari 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1059

ECLI:NL:HR:2001:AB105913 april 2001Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVastgoedrecht, Goederenrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2014:1198

ECLI:NL:HR:2014:119823 mei 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak