Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 5. Overeenkomsten in het algemeen
Afdeling 5. Wederkerige overeenkomsten
Artikel 266

Artikel 266 (Ontbinding bij schuldeisersverzuim)

Laatste versie

1. Geen ontbinding kan worden gegrond op een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis ten aanzien waarvan de schuldeiser zelf in verzuim is.

2. Wordt echter tijdens het verzuim van de schuldeiser behoorlijke nakoming geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan kan de overeenkomst ontbonden worden, indien door schuld van de schuldenaar of zijn ondergeschikte is tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd.

Uitleg in duidelijke taal

1. Geen ontbinding kan worden gegrond op een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis ten aanzien waarvan de schuldeiser zelf in verzuim is.

Dit betekent dat een overeenkomst niet kan worden ontbonden op grond van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, wanneer de schuldeiser ten aanzien van die verbintenis zelf in verzuim is.

2. Wordt echter tijdens het verzuim van de schuldeiser behoorlijke nakoming geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan kan de overeenkomst ontbonden worden, indien door schuld van de schuldenaar of zijn ondergeschikte is tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd.

Dit betekent echter dat, indien tijdens het verzuim van de schuldeiser een behoorlijke nakoming van de verbintenis geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt, de overeenkomst alsnog ontbonden kan worden. Voorwaarde hiervoor is dat de schuldenaar of zijn ondergeschikte door schuld is tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd, waardoor de nakoming onmogelijk werd.