Artikel 251 (Kwalitatieve rechten en verplichtingen)
1. Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
2. Is voor het recht een tegenprestatie overeengekomen, dan gaat de verplichting tot het verrichten van die tegenprestatie mede over, voor zover deze betrekking heeft op de periode na de overgang. De vervreemder blijft naast de verkrijger jegens de wederpartij aansprakelijk, behoudens voor zover deze zich na de overgang in geval van uitblijven van de tegenprestatie van haar verbintenis kan bevrijden door ontbinding of beëindiging van de overeenkomst.
3. Het in de vorige leden bepaalde geldt niet, indien de verkrijger van het goed tot de wederpartij bij de overeenkomst een verklaring richt dat hij de overgang van het recht niet aanvaardt.
4. Uit de rechtshandeling waarbij het goed wordt overgedragen, kan voortvloeien dat geen overgang plaatsvindt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
Dit betekent dat als een recht dat voortkomt uit een overeenkomst en overgedragen kan worden, zo nauw verbonden is met een goed dat aan de schuldeiser toebehoort, dat de schuldeiser alleen belang heeft bij dat recht zolang hij het goed bezit, dan gaat dat recht over op de persoon die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.
2. Is voor het recht een tegenprestatie overeengekomen, dan gaat de verplichting tot het verrichten van die tegenprestatie mede over, voor zover deze betrekking heeft op de periode na de overgang. De vervreemder blijft naast de verkrijger jegens de wederpartij aansprakelijk, behoudens voor zover deze zich na de overgang in geval van uitblijven van de tegenprestatie van haar verbintenis kan bevrijden door ontbinding of beëindiging van de overeenkomst.
Dit houdt in dat als er voor dat recht een tegenprestatie is afgesproken, de verplichting om die tegenprestatie te verrichten ook mee overgaat, voor zover dit de periode na de overgang van het goed betreft. De oorspronkelijke eigenaar (de vervreemder) blijft naast de nieuwe eigenaar (de verkrijger) aansprakelijk tegenover de wederpartij van de overeenkomst. Dit geldt echter niet (behoudens) als de wederpartij, na de overgang en bij het uitblijven van de tegenprestatie, zich van haar eigen verplichting kan bevrijden door de overeenkomst te ontbinden of te beëindigen.
3. Het in de vorige leden bepaalde geldt niet, indien de verkrijger van het goed tot de wederpartij bij de overeenkomst een verklaring richt dat hij de overgang van het recht niet aanvaardt.
Dit betekent dat de regels uit de vorige leden (lid 1 en 2) niet van toepassing zijn, als de persoon die het goed verkrijgt (de verkrijger) aan de wederpartij van de overeenkomst laat weten (een verklaring richt) dat hij de overgang van het recht niet accepteert (niet aanvaardt).
4. Uit de rechtshandeling waarbij het goed wordt overgedragen, kan voortvloeien dat geen overgang plaatsvindt.
Dit betekent dat in de juridische overeenkomst (rechtshandeling) waarbij het goed wordt overgedragen, kan worden opgenomen dat het recht niet overgaat op de nieuwe eigenaar.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:CA3765 - Vano/Foreburghstaete: Vernietiging wegens dwaling sluit schadevergoeding wegens tekortkoming uit
Vano/Foreburghstaete Arrest
Na vernietiging van een overeenkomst wegens dwaling is er geen contractuele grondslag meer voor schadevergoeding wegens tekortkoming. De vernietiging werkt met terugwerkende kracht, waardoor de overeenkomst en de daarin opgenomen garanties geacht worden nooit te hebben bestaan. Voor schadevergoeding is een specifieke rechtsgrond vereist.
ECLI:NL:HR:2012:BV6727
ECLI:NL:HR:2007:BA5796
ECLI:NL:HR:2007:BA5798
ECLI:NL:HR:2020:1300 - Sena's exclusieve bevoegdheid tot vaststelling billijke vergoeding naburige rechten
De Hoge Raad oordeelt dat Sena op grond van art. 15 lid 1 Wnr exclusief bevoegd is om de hoogte van de billijke vergoeding voor naburige rechten vast te stellen. Individuele rechthebbenden kunnen hierover zelf geen afspraken maken met gebruikers.