Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 4. Verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst
Afdeling 2. Onverschuldigde betaling
Artikel 210

Artikel 210 (Ongedaanmaking overige prestaties onverschuldigde betaling)

Laatste versie

1. Op de ongedaanmaking van prestaties die niet in het geven van een goed hebben bestaan, zijn de artikelen 204-209 van overeenkomstige toepassing.

2. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.

Uitleg in duidelijke taal

1. Op de ongedaanmaking van prestaties die niet in het geven van een goed hebben bestaan, zijn de artikelen 204-209 van overeenkomstige toepassing.

Dit betekent letterlijk: De artikelen 204 tot en met 209 zijn op een vergelijkbare manier van toepassing op de ongedaanmaking van prestaties die niet bestonden uit het geven van een goed.

2. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.

Dit betekent letterlijk: Wanneer de aard van de prestatie het onmogelijk maakt om deze ongedaan te maken, dan komt daarvoor in de plaats een vergoeding van de waarde die de prestatie had op het moment van ontvangst, mits dit redelijk is. Dit is het geval indien:

  • de ontvanger door de prestatie is verrijkt;
  • het aan de ontvanger is toe te rekenen dat de prestatie is verricht; of
  • de ontvanger erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad561x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BC2837

ECLI:NL:HR:2008:BC283728 maart 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtPersonen En Familierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad96x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1046 - Hoge Raad over Dwaling, Nadeel en Mededelingsplicht bij Renteswaps

ECLI:NL:HR:2019:104628 juni 2019Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Voor een beroep op dwaling bij renteswaps is nadeel niet vereist, maar de gevolgen van vernietiging kunnen worden beperkt om onredelijke voordelen te voorkomen. Een bank voldoet aan haar mededelingsplicht met duidelijke productinformatie. Een verborgen marge is zelden een succesvolle grond voor dwaling.

Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad25x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:3532

ECLI:NL:HR:2014:35325 december 2014Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht
BestuursrechtOmgevingsrecht
Hoge Raad20x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1500

ECLI:NL:HR:2019:15004 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtFinancieel Recht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1725 - Hoge Raad: Verbod op dubbele bemiddelingskosten geldt niet voor vakantieverhuur

ECLI:NL:HR:2021:172519 november 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Art. 7:417 lid 4 BW, dat verbiedt loon te rekenen aan een consument-huurder bij tweezijdige bemiddeling, is niet van toepassing op kortetermijnverhuur van vakantieaccommodaties. Doorslaggevend is dat de wetgever enkel de huur van woonruimte beoogde te beschermen.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Europees Civiel Recht, Huurrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1441 - Waardebepaling bij nietige exploitatieovereenkomst: marktwaarde als harde bovengrens

ECLI:NL:HR:2016:14418 juli 2016Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak

Bij een vordering tot waardevergoeding (art. 6:210 lid 2 BW) voor prestaties uit een nietige exploitatieovereenkomst, is de vergoeding begrensd. De gemeente kan slechts aanspraak maken op het laagste van twee bedragen: de conform de exploitatieverordening berekende bijdrage, en de marktwaarde van de prestatie.

Civiel RechtVerbintenissenrecht
BestuursrechtOmgevingsrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AL8443

ECLI:NL:HR:2003:AL844312 december 2003Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1555

ECLI:NL:HR:2001:AB155511 mei 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtGezondheidsrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2001:AB1055

ECLI:NL:HR:2001:AB105513 april 2001Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AR7350

ECLI:NL:HR:2005:AR735025 maart 2005Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht, Bouwrecht