Artikel 210 (Ongedaanmaking overige prestaties onverschuldigde betaling)
1. Op de ongedaanmaking van prestaties die niet in het geven van een goed hebben bestaan, zijn de artikelen 204-209 van overeenkomstige toepassing.
2. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.
Uitleg in duidelijke taal
1. Op de ongedaanmaking van prestaties die niet in het geven van een goed hebben bestaan, zijn de artikelen 204-209 van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk: De artikelen 204 tot en met 209 zijn op een vergelijkbare manier van toepassing op de ongedaanmaking van prestaties die niet bestonden uit het geven van een goed.
2. Sluit de aard van de prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt, voor zover dit redelijk is, vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats, indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt, indien het aan hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of indien hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.
- de ontvanger door de prestatie is verrijkt;
- het aan de ontvanger is toe te rekenen dat de prestatie is verricht; of
- de ontvanger erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2008:BC2837
ECLI:NL:HR:2019:1046 - Hoge Raad over Dwaling, Nadeel en Mededelingsplicht bij Renteswaps
Voor een beroep op dwaling bij renteswaps is nadeel niet vereist, maar de gevolgen van vernietiging kunnen worden beperkt om onredelijke voordelen te voorkomen. Een bank voldoet aan haar mededelingsplicht met duidelijke productinformatie. Een verborgen marge is zelden een succesvolle grond voor dwaling.
ECLI:NL:HR:2014:3532
ECLI:NL:HR:2019:1500
ECLI:NL:HR:2021:1725 - Hoge Raad: Verbod op dubbele bemiddelingskosten geldt niet voor vakantieverhuur
Art. 7:417 lid 4 BW, dat verbiedt loon te rekenen aan een consument-huurder bij tweezijdige bemiddeling, is niet van toepassing op kortetermijnverhuur van vakantieaccommodaties. Doorslaggevend is dat de wetgever enkel de huur van woonruimte beoogde te beschermen.
ECLI:NL:HR:2016:1441 - Waardebepaling bij nietige exploitatieovereenkomst: marktwaarde als harde bovengrens
Bij een vordering tot waardevergoeding (art. 6:210 lid 2 BW) voor prestaties uit een nietige exploitatieovereenkomst, is de vergoeding begrensd. De gemeente kan slechts aanspraak maken op het laagste van twee bedragen: de conform de exploitatieverordening berekende bijdrage, en de marktwaarde van de prestatie.