Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 4. Verbintenissen uit andere bron dan onrechtmatige daad of overeenkomst
Afdeling 2. Onverschuldigde betaling
Artikel 204

Artikel 204 (Niet-toerekening en bevrijding bij onverschuldigde betaling)

Laatste versie

1. Heeft de ontvanger in een periode waarin hij redelijkerwijze met een verplichting tot teruggave van het goed geen rekening behoefde te houden, niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het goed zorg gedragen, dan wordt hem dit niet toegerekend.

2. Degene die namens een ander, maar onbevoegd een niet aan die ander verschuldigde geldsom heeft ontvangen, is van zijn verplichting tot teruggave bevrijd, voor zover hij die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin hij redelijkerwijze met die verplichting geen rekening behoefde te houden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Heeft de ontvanger in een periode waarin hij redelijkerwijze met een verplichting tot teruggave van het goed geen rekening behoefde te houden, niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het goed zorg gedragen, dan wordt hem dit niet toegerekend.

Dit lid stelt het volgende: Indien de ontvanger van een goed, in een periode waarin hij redelijkerwijze geen rekening behoefde te houden met een verplichting tot teruggave van dat goed, niet als een zorgvuldig schuldenaar voor het goed zorg heeft gedragen, dan wordt dit hem niet toegerekend.

2. Degene die namens een ander, maar onbevoegd een niet aan die ander verschuldigde geldsom heeft ontvangen, is van zijn verplichting tot teruggave bevrijd, voor zover hij die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin hij redelijkerwijze met die verplichting geen rekening behoefde te houden.

Dit lid bepaalt het volgende: De persoon die namens een ander, maar daartoe onbevoegd, een geldsom heeft ontvangen die niet aan die ander verschuldigd was, is bevrijd van zijn verplichting tot teruggave. Deze bevrijding geldt voor zover hij die geldsom aan die ander heeft doorbetaald, en dit doorbetalen plaatsvond in een periode waarin hij redelijkerwijze met die verplichting geen rekening behoefde te houden.