Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 3. Onrechtmatige daad
Afdeling 5. Tijdelijke regeling verhaalsrechten
Artikel 197

Artikel 197 (Uitsluiting toepassing aansprakelijkheidsbepalingen verhaal subrogatie)

Laatste versie

1. De artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 blijven buiten toepassing:

a. bij de vaststelling van het totale bedrag waarvoor aansprakelijkheid naar burgerlijk recht zou bestaan, vereist voor de berekening van het bedrag waarvoor verhaal bestaat krachtens artikel 107a en de artikelen 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 4:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 52a van de Ziektewet, 61 van de Algemene nabestaandenwet, artikel 10.2.2 van de Wet langdurige zorg, artikel 2.4.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 8 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen; b. bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 3 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren waarboven de gehoudenheid krachtens die wet of krachtens artikel 75 van de Wet privatisering ABP zich niet uitstrekt.

2. Rechten uit de artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 zijn niet vatbaar voor subrogatie krachtens artikel 962 van Boek 7, behoudens voor zover de uitkering door de verzekeraar de aansprakelijkheid van de verzekerde betreft en een ander krachtens deze artikelen mede aansprakelijk was.

3. Degene wiens verhaal of subrogatie door de vorige leden wordt uitgesloten, kan de in het tweede lid bedoelde rechten evenmin krachtens overeenkomst verkrijgen of te zijnen behoeve door de gerechtigde op diens naam doen uitoefenen.

Uitleg in duidelijke taal

1. De artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 blijven buiten toepassing:

Dit lid bepaalt dat de opgesomde artikelen (namelijk 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185) en tevens (alsmede) de genoemde afdelingen (namelijk afdeling 4 van titel 6, afdeling 4 van titel 11, afdeling 1 van titel 14 en afdeling 4 van titel 19 van Boek 8) niet van toepassing zijn (blijven buiten toepassing) in de hierna volgende gevallen:

a. bij de vaststelling van het totale bedrag waarvoor aansprakelijkheid naar burgerlijk recht zou bestaan, vereist voor de berekening van het bedrag waarvoor verhaal bestaat krachtens artikel 107a en de artikelen 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 90 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 69 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 4:2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 52a van de Ziektewet, 61 van de Algemene nabestaandenwet, artikel 10.2.2 van de Wet langdurige zorg, artikel 2.4.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 8 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;

Dit betekent dat de eerdergenoemde artikelen en afdelingen niet worden gebruikt (blijven buiten toepassing) bij het bepalen (vaststelling) van het totale bedrag waarvoor iemand volgens het burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn. Dit bedrag moet worden vastgesteld (is vereist) voor de berekening van het bedrag dat verhaald kan worden (waarvoor verhaal bestaat) op grond van (krachtens) artikel 107a en de specifiek genoemde artikelen uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, de Ziektewet, de Algemene nabestaandenwet, artikel 10.2.2 van de Wet langdurige zorg, artikel 2.4.3 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 8 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen.

b. bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 3 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren waarboven de gehoudenheid krachtens die wet of krachtens artikel 75 van de Wet privatisering ABP zich niet uitstrekt.

De genoemde artikelen en afdelingen blijven ook buiten toepassing bij het bepalen (vaststelling) van het bedrag dat genoemd wordt in artikel 3 van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren. Dit is het bedrag waarboven de verplichting tot betaling (gehoudenheid) op basis van (krachtens) die wet, of op basis van (krachtens) artikel 75 van de Wet privatisering ABP, niet meer geldt (zich niet uitstrekt).

2. Rechten uit de artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, alsmede de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8 zijn niet vatbaar voor subrogatie krachtens artikel 962 van Boek 7, behoudens voor zover de uitkering door de verzekeraar de aansprakelijkheid van de verzekerde betreft en een ander krachtens deze artikelen mede aansprakelijk was.

Dit lid bepaalt dat rechten die voortkomen uit de artikelen 165, 166, 169, 171, 173, 174, 175, 176, 177 en 185, en ook (alsmede) uit de afdelingen 4 van titel 6, 4 van titel 11, 1 van titel 14 en 4 van titel 19 van Boek 8, niet kunnen overgaan op een ander door middel van subrogatie (niet vatbaar voor subrogatie) zoals bedoeld in (krachtens) artikel 962 van Boek 7. Er is een uitzondering (behoudens) op deze regel voor zover de uitkering die de verzekeraar doet, betrekking heeft op de aansprakelijkheid van de verzekerde, én een andere persoon op grond van (krachtens) deze artikelen ook (mede) aansprakelijk was.

3. Degene wiens verhaal of subrogatie door de vorige leden wordt uitgesloten, kan de in het tweede lid bedoelde rechten evenmin krachtens overeenkomst verkrijgen of te zijnen behoeve door de gerechtigde op diens naam doen uitoefenen.

Dit lid stelt dat de persoon of instantie wiens mogelijkheid tot verhaal of subrogatie door de bepalingen in de vorige leden (lid 1 en 2) wordt uitgesloten, de rechten die in het tweede lid zijn genoemd ook niet (evenmin) kan verkrijgen door middel van een overeenkomst (krachtens overeenkomst). Verder kan deze persoon of instantie er ook niet voor zorgen dat de oorspronkelijke rechthebbende (de gerechtigde) deze rechten voor hem (te zijnen behoeve) en onder de naam van de gerechtigde (op diens naam) uitoefent (doen uitoefenen).