Artikel 177a (Schadevermoeden mijnbouw Groningenveld Norg Grijpskerk)
1. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg of de gasopslag bij Grijpskerk zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.
2. De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer gebieden worden vastgesteld waarbinnen het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval geldt.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg of de gasopslag bij Grijpskerk zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.
Dit betekent dat als er fysieke schade
is aan gebouwen en werken
, en deze schade, gelet op haar aard
, redelijkerwijs
schade door beweging van de bodem
zou kunnen zijn, waarbij die beweging van de bodem
het gevolg
is van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk
dat dient ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld
of gasopslag bij Norg
of de gasopslag bij Grijpskerk
, dan wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk
.
2. De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken.
Dit betekent dat de benadeelde
(de persoon die schade heeft geleden) zich slechts
kan beroepen op het vermoeden
zoals genoemd in het eerste lid, op voorwaarde dat hij twee dingen doet: ten eerste, als de exploitant
(zoals gedefinieerd in artikel 177
) hem daarom verzoekt
, moet hij de relevante bescheiden
(documenten) die betrekking hebben op het gebouw of werk ter inzage
geven, maar alleen indien hij daarover beschikt
. Ten tweede moet hij de exploitant
genoegzaam gelegenheid
geven om de schade te onderzoeken
.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer gebieden worden vastgesteld waarbinnen het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval geldt.
Dit betekent dat er bij algemene maatregel van bestuur
(een type overheidsbesluit) één of meer gebieden kunnen worden vastgesteld
. Binnen die vastgestelde gebieden geldt het vermoeden
, zoals beschreven in het eerste lid, in ieder geval
(dus altijd).