Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 3. Onrechtmatige daad
Afdeling 2. Aansprakelijkheid voor personen en zaken
Artikel 177

Artikel 177 (Aansprakelijkheid exploitant mijnbouwwerk)

Laatste versie

1. De exploitant van een mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet is aansprakelijk voor de schade die ontstaat door:

a. uitstroming van delfstoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Mijnbouwwet als gevolg van het niet beheersen van de ondergrondse natuurkrachten die door de aanleg of bij de exploitatie van het werk zijn ontketend; b. beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van dat werk.

2. In dit artikel wordt onder exploitant van een mijnbouwwerk verstaan:

a. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 6, 24b of 25 van de Mijnbouwwet, die een mijnbouwwerk aanlegt of doet aanleggen dan wel in gebruik heeft; b. een ieder die, anders dan als ondergeschikte, een mijnbouwwerk aanlegt of doet aanleggen dan wel in gebruik heeft zonder dat hij houder is van een vergunning als bedoeld in onderdeel a, tenzij hij in opdracht van een ander handelt die houder is van een vergunning als vorenbedoeld dan wel, indien die ander dat niet is, hij daarmee niet bekend was of behoorde te zijn.

3. Voor schade door uitstroming van delfstoffen is aansprakelijk degene die ten tijde van de gebeurtenis waardoor de uitstroming plaatsvindt, exploitant van een mijnbouwwerk is. Indien na deze gebeurtenis een ander exploitant wordt van het mijnbouwwerk, blijft de aansprakelijkheid voor deze schade rusten op degene die ten tijde van die gebeurtenis exploitant was. Indien de gebeurtenis plaatsvindt nadat het mijnbouwwerk is verlaten, rust de aansprakelijkheid op degene die de laatste exploitant van het werk was, tenzij op het tijdstip van die gebeurtenis meer dan vijf jaren waren verstreken nadat het werk was verlaten met inachtneming van de geldende overheidsvoorschriften.

4. Voor schade door beweging van de bodem is aansprakelijk degene die ten tijde van het bekend worden van deze schade exploitant is. Indien na het bekend worden een ander exploitant wordt, blijft de aansprakelijkheid rusten op degene die ten tijde van dit bekend worden exploitant was. Indien deze schade bekend wordt na sluiting van het mijnbouwwerk, rust de aansprakelijkheid op degene die de laatste exploitant was.

5. Indien op de gebeurtenis waardoor de uitstroming of de beweging van de bodem is ontstaan, tevens een aansprakelijkheid uit artikel 173, 174 of 175 kan worden gegrond, rust die aansprakelijkheid, wat betreft de door die uitstroming of beweging van de bodem veroorzaakte schade, op dezelfde persoon als op wie de aansprakelijkheid ter zake van het mijnbouwwerk rust.

6. Op verzoek van de wederpartij verstrekt de exploitant alle informatie waarover hij beschikt ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur en bodembewegingen die benodigd is om te kunnen beoordelen of zijn verweer gegrond is. Het verstrekken van informatie kan achterwege blijven indien daarvoor gewichtige redenen zijn.

7. Onverminderd de artikelen 5.1 en 5.2 van de wet open overheid staat de informatie ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur en bodembewegingen waarover publiekrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hun adviserende instanties beschikken op verzoek van de exploitant ter beschikking van de wederpartij, voor zover die informatie benodigd is om te kunnen beoordelen of het verweer van de exploitant gegrond is.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. De exploitant van een mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet is aansprakelijk voor de schade die ontstaat door:

Dit betekent dat de persoon of het bedrijf dat een mijnbouwwerk (zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet) beheert en gebruikt (de exploitant), verantwoordelijk is (aansprakelijk is) voor de schade die veroorzaakt wordt door:

a. uitstroming van delfstoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Mijnbouwwet als gevolg van het niet beheersen van de ondergrondse natuurkrachten die door de aanleg of bij de exploitatie van het werk zijn ontketend;

Dit specificeert dat de aansprakelijkheid geldt voor schade door het ontsnappen (uitstroming) van delfstoffen (zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel a, van de Mijnbouwwet). Deze uitstroming moet het gevolg zijn van het feit dat de ondergrondse natuurkrachten, die zijn losgemaakt (ontketend) door de bouw (aanleg) of het gebruik (exploitatie) van het mijnbouwwerk, niet onder controle zijn gehouden (niet beheersen).

b. beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van dat werk.

Dit voegt toe dat de aansprakelijkheid ook geldt voor schade die veroorzaakt wordt door het verschuiven of verzakken (beweging) van de grond (bodem), als deze beweging een direct gevolg is van de bouw (aanleg) of het gebruik (exploitatie) van dat mijnbouwwerk.

2. In dit artikel wordt onder exploitant van een mijnbouwwerk verstaan:

Dit lid definieert wie in de context van dit artikel wordt beschouwd als de exploitant van een mijnbouwwerk:

a. de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 6, 24b of 25 van de Mijnbouwwet, die een mijnbouwwerk aanlegt of doet aanleggen dan wel in gebruik heeft;

Dit betreft de persoon of entiteit die een officiële toestemming (vergunning) bezit zoals genoemd in artikel 6, 24b of 25 van de Mijnbouwwet, en die op basis daarvan een mijnbouwwerk bouwt (aanlegt), laat bouwen (doet aanleggen), of in gebruik heeft.

b. een ieder die, anders dan als ondergeschikte, een mijnbouwwerk aanlegt of doet aanleggen dan wel in gebruik heeft zonder dat hij houder is van een vergunning als bedoeld in onderdeel a, tenzij hij in opdracht van een ander handelt die houder is van een vergunning als vorenbedoeld dan wel, indien die ander dat niet is, hij daarmee niet bekend was of behoorde te zijn.

Dit betreft iedere andere persoon of entiteit die, niet als werknemer of ondergeschikte (anders dan als ondergeschikte), een mijnbouwwerk bouwt (aanlegt), laat bouwen (doet aanleggen), of in gebruik heeft, zonder zelf de vereiste vergunning (als bedoeld in onderdeel a) te bezitten. Een uitzondering hierop (tenzij) is wanneer deze persoon of entiteit handelt in opdracht van iemand anders die wel zo'n vergunning heeft. Een verdere uitzondering geldt als die opdrachtgever geen vergunning heeft, maar de uitvoerende partij hiervan niet wist en redelijkerwijs ook niet kon weten (niet bekend was of behoorde te zijn).

3. Voor schade door uitstroming van delfstoffen is aansprakelijk degene die ten tijde van de gebeurtenis waardoor de uitstroming plaatsvindt, exploitant van een mijnbouwwerk is. Indien na deze gebeurtenis een ander exploitant wordt van het mijnbouwwerk, blijft de aansprakelijkheid voor deze schade rusten op degene die ten tijde van die gebeurtenis exploitant was. Indien de gebeurtenis plaatsvindt nadat het mijnbouwwerk is verlaten, rust de aansprakelijkheid op degene die de laatste exploitant van het werk was, tenzij op het tijdstip van die gebeurtenis meer dan vijf jaren waren verstreken nadat het werk was verlaten met inachtneming van de geldende overheidsvoorschriften.

Dit lid bepaalt wie aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door de uitstroming van delfstoffen. De aansprakelijke partij is degene die op het moment dat de uitstroming begon (de gebeurtenis waardoor de uitstroming plaatsvindt), de exploitant van het mijnbouwwerk was. Als er na deze gebeurtenis een nieuwe exploitant komt, blijft de oorspronkelijke exploitant (ten tijde van de gebeurtenis) aansprakelijk voor deze specifieke schade. Mocht de uitstroming plaatsvinden nadat het mijnbouwwerk niet meer in gebruik is (verlaten is), dan is de laatst bekende exploitant aansprakelijk. Een uitzondering hierop is als er meer dan vijf jaar zijn verstreken sinds het mijnbouwwerk officieel en volgens de geldende overheidsregels (met inachtneming van de geldende overheidsvoorschriften) is verlaten, op het moment dat de uitstroming plaatsvindt.

4. Voor schade door beweging van de bodem is aansprakelijk degene die ten tijde van het bekend worden van deze schade exploitant is. Indien na het bekend worden een ander exploitant wordt, blijft de aansprakelijkheid rusten op degene die ten tijde van dit bekend worden exploitant was. Indien deze schade bekend wordt na sluiting van het mijnbouwwerk, rust de aansprakelijkheid op degene die de laatste exploitant was.

Dit lid regelt de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door bodembeweging. Aansprakelijk is degene die exploitant is op het moment dat deze schade bekend wordt. Als er na het bekend worden van de schade een nieuwe exploitant aantreedt, blijft de exploitant die ten tijde van het bekend worden van de schade de exploitant was, aansprakelijk. Als de schade pas bekend wordt nadat het mijnbouwwerk gesloten is, dan is de laatst bekende exploitant aansprakelijk.

5. Indien op de gebeurtenis waardoor de uitstroming of de beweging van de bodem is ontstaan, tevens een aansprakelijkheid uit artikel 173, 174 of 175 kan worden gegrond, rust die aansprakelijkheid, wat betreft de door die uitstroming of beweging van de bodem veroorzaakte schade, op dezelfde persoon als op wie de aansprakelijkheid ter zake van het mijnbouwwerk rust.

Dit lid stelt dat als de gebeurtenis die de uitstroming of bodembeweging veroorzaakte, ook aanleiding kan geven tot aansprakelijkheid op basis van artikel 173 (gebrekkige roerende zaken), 174 (gebrekkige opstallen) of 175 (gevaarlijke stoffen), dan wordt de aansprakelijkheid voor de schade die specifiek door die uitstroming of bodembeweging is veroorzaakt, toegewezen aan dezelfde persoon die ook aansprakelijk is voor het mijnbouwwerk zelf (volgens de regels van dit artikel 177).

6. Op verzoek van de wederpartij verstrekt de exploitant alle informatie waarover hij beschikt ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur en bodembewegingen die benodigd is om te kunnen beoordelen of zijn verweer gegrond is. Het verstrekken van informatie kan achterwege blijven indien daarvoor gewichtige redenen zijn.

Dit lid bepaalt dat de exploitant, wanneer de benadeelde partij (wederpartij) daarom vraagt, alle informatie moet geven die hij heeft over de exploitatie, de samenstelling van de bodem (bodemstructuur) en eventuele bodembewegingen. Deze informatie moet nodig zijn voor de wederpartij om te kunnen beoordelen of het verweer (de argumenten tegen aansprakelijkheid) van de exploitant terecht is (gegrond is). De exploitant hoeft deze informatie niet te verstrekken als er zwaarwegende redenen (gewichtige redenen) zijn om dit niet te doen.

7. Onverminderd de artikelen 5.1 en 5.2 van de wet open overheid staat de informatie ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur en bodembewegingen waarover publiekrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hun adviserende instanties beschikken op verzoek van de exploitant ter beschikking van de wederpartij, voor zover die informatie benodigd is om te kunnen beoordelen of het verweer van de exploitant gegrond is.

Dit lid stelt, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen in artikel 5.1 en 5.2 van de Wet open overheid, dat informatie over de exploitatie, bodemstructuur en bodembewegingen waarover overheidsinstanties (publiekrechtelijke rechtspersonen zoals gedefinieerd in artikel 1 van Boek 2 BW) en hun adviesorganen beschikken, op verzoek van de exploitant beschikbaar gesteld moet worden aan de benadeelde partij (wederpartij). Dit geldt alleen voor zover die informatie noodzakelijk is voor de wederpartij om te beoordelen of het verweer van de exploitant steekhoudend is.