Artikel 159 (Contractsoverneming)
1. Een partij bij een overeenkomst kan haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.
2. Hierdoor gaan alle rechten en verplichtingen over op de derde, voor zover niet ten aanzien van bijkomstige of reeds opeisbaar geworden rechten of verplichtingen anders is bepaald.
3. Artikel 156 en de leden 1-3 van artikel 157 zijn van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een partij bij een overeenkomst kan haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte.
Dit lid stelt dat een partij die een overeenkomst heeft gesloten, haar juridische relatie (rechtsverhouding) met de andere contractspartij (wederpartij) kan doorgeven (overdragen) aan een buitenstaander (een derde). Dit kan alleen als de wederpartij hiermee instemt (medewerking) en als de overdracht wordt vastgelegd in een officieel document (akte) dat is opgesteld tussen de overdragende partij en de derde.
2. Hierdoor gaan alle rechten en verplichtingen over op de derde, voor zover niet ten aanzien van bijkomstige of reeds opeisbaar geworden rechten of verplichtingen anders is bepaald.
Dit betekent dat als gevolg van de overdracht (genoemd in lid 1), de derde alle rechten verkrijgt en alle verplichtingen op zich neemt die uit de overeenkomst voortvloeien. Dit geldt echter niet volledig (voor zover niet anders is bepaald) voor rechten of verplichtingen die als bijkomstig worden beschouwd of die al opeisbaar waren (dat wil zeggen, al uitgeoefend konden worden of nagekomen hadden moeten zijn) voordat de overdracht plaatsvond.
3. Artikel 156 en de leden 1-3 van artikel 157 zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit lid geeft aan dat de bepalingen van artikel 156 en de eerste drie leden van artikel 157 op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) gelden voor de situatie van contractsoverneming die in dit artikel wordt beschreven.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:GHAMS:2024:1678 - Gerechtshof Amsterdam - 17 juni 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:1675 - Gerechtshof Amsterdam - 17 juni 2024
ECLI:NL:GHAMS:2024:1681 - Gerechtshof Amsterdam - 17 juni 2024
ECLI:NL:HR:2004:AN9687 - Hoge Raad - 4 maart 2004
ECLI:NL:HR:2009:BF3917 - Hoge Raad - 23 april 2009
ECLI:NL:HR:2019:1909 - Verpanding assurantieportefeuille: een goederenrechtelijke onmogelijkheid - 5 december 2019
Een assurantieportefeuille, als samenstel van overeenkomsten en goodwill, kwalificeert niet als een 'goed' in de zin van art. 3:1 BW. Het is geen individueel vermogensrecht en kan daarom als geheel niet goederenrechtelijk worden overgedragen of verpand, ondanks de economische waarde ervan.
ECLI:NL:HR:2002:AD7343 - Hoge Raad - 7 maart 2002
ECLI:NL:RBGEL:2024:422 - Rechtbank Gelderland - 28 januari 2024
ECLI:NL:HR:2014:2927 - Fiscale aftrek erfpachtcanon vereist economisch verband met gebruiksrecht - 9 oktober 2014
Voor de fiscale aftrekbaarheid van een erfpachtcanon is een louter juridisch verband onvoldoende. De canonbetaling moet naar haar strekking ook in economische zin betrekking hebben op de bevoegdheid de onroerende zaak te houden en te gebruiken, en niet op een constructie die economisch vergelijkbaar is met een lening.
ECLI:NL:HR:2010:BL9562 - Huurprijsaanpassing bedrijfsruimte: semi-dwingend karakter van artikel 7:303 BW - 27 mei 2010
Artikel 7:303 BW, dat nadere vaststelling van de huurprijs voor 290-bedrijfsruimte regelt, is van semi-dwingend recht. Partijen kunnen hiervan contractueel afwijken, mits dit in het voordeel van de huurder is. Een verhuurder kan zich dus niet beroepen op nietigheid van een voor hem ongunstige huurprijsafspraak.