Artikel 142 (Overgang vordering en nevenrechten)
1. Bij overgang van een vordering op een nieuwe schuldeiser verkrijgt deze de daarbij behorende nevenrechten, zoals rechten van pand en hypotheek en uit borgtocht, voorrechten en de bevoegdheid om de ter zake van de vordering en de nevenrechten bestaande executoriale titels ten uitvoer te leggen.
2. Onder de nevenrechten zijn tevens begrepen het recht van de vorige schuldeiser op bedongen rente of boete of op een dwangsom, behalve voor zover de rente opeisbaar of de boete of dwangsom reeds verbeurd was op het tijdstip van de overgang.
Uitleg in duidelijke taal
1. Bij overgang van een vordering op een nieuwe schuldeiser verkrijgt deze de daarbij behorende nevenrechten, zoals rechten van pand en hypotheek en uit borgtocht, voorrechten en de bevoegdheid om de ter zake van de vordering en de nevenrechten bestaande executoriale titels ten uitvoer te leggen.
Dit lid bepaalt dat bij overgang van een vordering
op een nieuwe schuldeiser
, deze nieuwe schuldeiser
de daarbij behorende nevenrechten
verkrijgt. Hieronder vallen rechten van pand en hypotheek
en rechten uit borgtocht
, voorrechten
, en de bevoegdheid om de ter zake van de vordering
en de nevenrechten
bestaande executoriale titels
ten uitvoer te leggen
.
2. Onder de nevenrechten zijn tevens begrepen het recht van de vorige schuldeiser op bedongen rente of boete of op een dwangsom, behalve voor zover de rente opeisbaar of de boete of dwangsom reeds verbeurd was op het tijdstip van de overgang.
Dit lid specificeert dat onder de nevenrechten
tevens het recht van de vorige schuldeiser
op bedongen rente
of boete
of op een dwangsom
is begrepen. Dit geldt echter niet voor zover de rente
opeisbaar
was of de boete
of dwangsom
reeds verbeurd
was op het tijdstip van de overgang
.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2020:1274 - Cessie vordering van bank aan niet-bank: zorgplichten en overdraagbaarheid - 9 juli 2020
Een vordering van een bank op een cliënt is overdraagbaar aan een niet-bank. De zorgplichten van de bank gaan niet als zodanig over, maar de vordering is beperkt door die plichten. De niet-bank is bovendien gebonden aan de redelijkheid en billijkheid.
ECLI:NL:HR:2020:1276 - Overdraagbaarheid vordering bank aan niet-bank en de zorgplicht na cessie - 9 juli 2020
Een vordering van een bank op een cliënt uit een lening is overdraagbaar aan een niet-bank. Hoewel de specifieke zorgplichten van de bank niet overgaan, wordt de rechtspositie van de cliënt beschermd door de inhoud van de vordering, verweermiddelen en de redelijkheid en billijkheid.
ECLI:NL:HR:2014:904 - 403-verklaring: voorrecht van werknemersvordering gaat niet over op moedervennootschap - 10 april 2014
De hoofdelijke aansprakelijkheid uit een 403-verklaring creëert een nieuwe, concurrente vordering op de moedermaatschappij. Het aan de oorspronkelijke vordering op de dochter verbonden voorrecht, zoals dat van een loonvordering, gaat niet mee over. Voorrechten ontstaan immers uitsluitend uit de wet.
ECLI:NL:HR:2015:3197 - Executie na fusie: betekening ex art. 431a Rv niet altijd vereist - 29 oktober 2015
De Hoge Raad oordeelt dat bij een juridische fusie de rechtsovergang van een executoriale titel formeel betekend moet worden conform artikel 431a Rv. Echter, het niet naleven leidt niet tot nietigheid als de schuldenaar anderszins schriftelijk is geïnformeerd en zijn belangen niet onredelijk zijn geschaad.
ECLI:NL:HR:1999:AA3370 - Hoge Raad - 11 november 1999
ECLI:NL:HR:2014:898 - 403-verklaring: Voorrecht op vordering dochter gaat niet mee over naar moeder - 10 april 2014
Een hoofdelijke aansprakelijkheidsverklaring (art. 2:403 BW) door een moedermaatschappij leidt niet tot overgang van een wettelijk voorrecht dat verbonden is aan een vordering op de dochtermaatschappij. Voorrechten ontstaan enkel uit de wet en de 403-verklaring creëert zelf geen voorrecht voor de schuldeiser op de moedermaatschappij.
ECLI:NL:RBAMS:2024:6428 - Rechtbank Amsterdam - 24 oktober 2024
ECLI:NL:HR:2024:210 - Faillissementsakkoord en rente: ongeverifieerde rentevordering niet gebonden aan akkoord - 8 februari 2024
De verbindende kracht van een gehomologeerd faillissementsakkoord (art. 157 Fw) geldt niet voor de vordering tot betaling van rente die tijdens het faillissement is opgelopen. Omdat deze rentevordering op grond van art. 128 Fw niet voor verificatie vatbaar is, blijft zij na het akkoord volledig afdwingbaar.
ECLI:NL:HR:2021:1527 - Dozy-clausule leidt tot hoofdelijk schuldenaarschap, niet tot bescherming als derde - 14 oktober 2021
Een echtgenoot die via een Dozy-clausule in huwelijkse voorwaarden hoofdelijk aansprakelijk wordt voor gemeenschapsschulden, is een 'schuldenaar'. Deze persoon valt daarom niet onder de bescherming voor 'personen die geen schuldenaar zijn' in het kader van subrogatie (art. 6:151 lid 2 BW).