Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 1. Verbintenissen in het algemeen
Afdeling 12. Verrekening
Artikel 127

Artikel 127 (Verrekening: bevoegdheid, verklaring en uitsluiting)

Laatste versie

1. Wanneer een schuldenaar die de bevoegdheid tot verrekening heeft, aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, gaan beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet.

2. Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.

3. De bevoegdheid tot verrekening bestaat niet ten aanzien van een vordering en een schuld die in van elkaar gescheiden vermogens vallen.

Uitleg in duidelijke taal

1. Wanneer een schuldenaar die de bevoegdheid tot verrekening heeft, aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, gaan beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet.

Dit artikelonderdeel bepaalt dat als een schuldenaar die de bevoegdheid tot verrekening heeft, aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop tenietgaan. Dit betekent dat de schuld en de vordering tegen elkaar worden weggestreept voor zover hun bedragen overeenkomen.

2. Een schuldenaar heeft de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.

Dit artikelonderdeel stelt dat een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening heeft indien hij een prestatie te vorderen heeft die gelijksoortig is aan (beantwoordt aan) zijn schuld jegens dezelfde wederpartij. Daarnaast moet de schuldenaar bevoegd zijn tot betaling van de schuld en tevens bevoegd zijn tot het afdwingen van de betaling van de vordering.

3. De bevoegdheid tot verrekening bestaat niet ten aanzien van een vordering en een schuld die in van elkaar gescheiden vermogens vallen.

Dit artikelonderdeel bepaalt dat de bevoegdheid tot verrekening niet bestaat met betrekking tot een vordering en een schuld die zich in van elkaar gescheiden vermogens bevinden. Dit betekent dat als de vordering en de schuld tot verschillende, juridisch aparte vermogens behoren, verrekening niet mogelijk is.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad17x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1027 - Bewijswaardering geluidsopname en voordeelstoerekening bij onrechtmatig handelen

ECLI:NL:HR:2018:102729 juni 2018Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een bewijsoordeel onbegrijpelijk is als niet blijkt hoe eerder relevant geacht bewijs (zoals een geluidsopname) is gewogen. Daarnaast bevestigt de Raad dat een voordeel verkregen van een derde, zoals een contractuele boete, voor voordeelstoerekening in aanmerking kan komen.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Vastgoedrecht
BelastingrechtOverdrachtsbelasting
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1216

ECLI:NL:HR:2018:121613 juli 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1789

ECLI:NL:HR:2019:178915 november 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad10x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:428 - Verkrijging vordering door advocaat: moment aanhangigheid en contractuele verrekening

ECLI:NL:HR:2018:42823 maart 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een geding is voor art. 3:43 BW pas aanhangig vanaf de dagvaarding (art. 125 Rv). Het moment van mededeling van een stille cessie is niet relevant voor de verkrijging. De eis van wederkerig schuldenaarschap voor verrekening (art. 6:127 BW) is van regelend recht en kan contractueel worden uitgesloten.

Civiel RechtGoederenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:2005 - Verrekening: Beoordelingsmoment en Gevolgen van Passeren Verweer (art. 6:136 BW)

ECLI:NL:HR:2020:200511 december 2020Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak

De bevoegdheid tot verrekening moet worden beoordeeld naar het moment waarop de verrekeningsverklaring wordt uitgebracht. Het passeren van het verrekeningsverweer door de rechter op grond van art. 6:136 BW ontneemt de verklaring niet haar werking; gebeurtenissen na de verklaring zijn irrelevant.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:377

ECLI:NL:HR:2019:37715 maart 2019Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BI7129

ECLI:NL:HR:2009:BI71299 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtOndernemingsrecht, Insolventierecht, Verbintenissenrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AP1359

ECLI:NL:HR:2004:AP135929 oktober 2004Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BelastingrechtProcesrecht Belastingen
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:1135 - Hoge Raad objectiveert goedetrouw-norm en verruimt reikwijdte Mulder q.q./CL

ECLI:NL:HR:2023:113525 augustus 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad objectiveert de goedetrouw-norm van art. 54/235 Fw: het gaat om weten of behoren te weten. Daarnaast wordt de verrekeningspositie uit Mulder q.q./CL verruimd tot betalingen op de rekening van een andere schuldenaar dan de pandgever, mits het pandrecht ook diens schuld verzekert.

Civiel RechtInsolventierecht, Goederenrecht, Financieel Recht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:226 - Gerechtvaardigd vertrouwen in kwijting is onvoldoende voor verrekening zonder nadeel

ECLI:NL:HR:2019:22615 februari 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Gerechtvaardigd vertrouwen dat een schuld is voldaan (kwijting), leidt niet automatisch tot een verrekenbare vordering. De rechter moet motiveren waarom dit vertrouwen ook de conclusie rechtvaardigt dat een vorderingsrecht is ontstaan, waarbij het eventuele nadeel door het vertrouwen van belang is.

Civiel RechtVerbintenissenrecht, Insolventierecht, Burgerlijk Procesrecht