Terug naar bibliotheek
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 1. Verbintenissen in het algemeen
Afdeling 2. Pluraliteit van schuldenaren en hoofdelijke verbondenheid
Artikel 11

Artikel 11 (Verweermiddelen medeschuldenaar bij regresvordering)

Laatste versie

1. Een uit hoofde van het vorige artikel tot bijdragen aangesproken medeschuldenaar kan de verweermiddelen die hij op het tijdstip van het ontstaan van de verplichting tot bijdragen jegens de schuldeiser had, ook inroepen tegen de hoofdelijke schuldenaar die de bijdrage van hem verlangt.

2. Niettemin kan hij een zodanig verweermiddel niet tegen deze schuldenaar inroepen, indien het na hun beider verbintenis is ontstaan uit een rechtshandeling die de schuldeiser met of jegens de aangesprokene heeft verricht.

3. Een beroep op verjaring van de rechtsvordering van de schuldeiser komt de tot bijdragen aangesprokene slechts toe, indien op het tijdstip van het ontstaan van de verplichting tot bijdragen zowel hijzelf als degene die de bijdrage verlangt, jegens de schuldeiser de voltooiing van de verjaring had kunnen inroepen.

4. De vorige leden zijn slechts van toepassing, voor zover uit de rechtsverhouding tussen de schuldenaren niet anders voortvloeit.

Uitleg in duidelijke taal

1. Een uit hoofde van het vorige artikel tot bijdragen aangesproken medeschuldenaar kan de verweermiddelen die hij op het tijdstip van het ontstaan van de verplichting tot bijdragen jegens de schuldeiser had, ook inroepen tegen de hoofdelijke schuldenaar die de bijdrage van hem verlangt.

Dit betekent: Een medeschuldenaar die, op grond van het vorige artikel, wordt aangesproken om een bijdrage te leveren, kan de verweermiddelen die hij bezat tegenover de schuldeiser op het moment dat de verplichting tot bijdragen ontstond, eveneens inroepen tegen de hoofdelijke schuldenaar die de bijdrage van hem eist.

2. Niettemin kan hij een zodanig verweermiddel niet tegen deze schuldenaar inroepen, indien het na hun beider verbintenis is ontstaan uit een rechtshandeling die de schuldeiser met of jegens de aangesprokene heeft verricht.

Desondanks kan de tot bijdragen aangesproken medeschuldenaar zo'n verweermiddel niet inroepen tegen de andere hoofdelijke schuldenaar die de bijdrage vraagt, als dat verweermiddel pas is ontstaan na hun gezamenlijke verbintenis met de schuldeiser, en dit verweermiddel voortkomt uit een rechtshandeling die de schuldeiser heeft verricht met of ten aanzien van de aangesproken medeschuldenaar zelf.

3. Een beroep op verjaring van de rechtsvordering van de schuldeiser komt de tot bijdragen aangesprokene slechts toe, indien op het tijdstip van het ontstaan van de verplichting tot bijdragen zowel hijzelf als degene die de bijdrage verlangt, jegens de schuldeiser de voltooiing van de verjaring had kunnen inroepen.

De medeschuldenaar die wordt aangesproken om bij te dragen, kan zich alleen beroepen op verjaring van de rechtsvordering van de schuldeiser. Dit is alleen mogelijk indien, op het tijdstip dat de verplichting tot bijdragen ontstond, zowel deze medeschuldenaar zelf, als de medeschuldenaar die de bijdrage van hem verlangt, jegens de schuldeiser de voltooiing van de verjaring hadden kunnen inroepen.

4. De vorige leden zijn slechts van toepassing, voor zover uit de rechtsverhouding tussen de schuldenaren niet anders voortvloeit.

De regels uit de voorgaande leden (1, 2 en 3) zijn alleen van toepassing, voor zover de rechtsverhouding tussen de schuldenaren onderling niet een andere regeling met zich meebrengt.