Artikel 99 (Recht op vergoeding einde erfpacht)
1. Na het einde van de erfpacht heeft de voormalige erfpachter recht op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen.
2. In de akte van vestiging kan worden bepaald dat de erfpachter geen recht heeft op de in het eerste lid bedoelde vergoeding:
a. indien aan de in erfpacht gegeven grond een andere functie was toegedeeld dan die van woningbouw; b. indien de erfpachter de gebouwen, werken en beplantingen niet zelf heeft bekostigd; c. indien de erfpacht geëindigd is door opzegging door de erfpachter; d. voor zover de gebouwen, werken en beplantingen onverplicht waren aangebracht en hij ze bij het einde van de erfpacht mocht wegnemen.
3. De eigenaar is bevoegd van de door hem ingevolge dit artikel verschuldigde vergoeding af te houden hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft.
Uitleg in duidelijke taal
1. Na het einde van de erfpacht heeft de voormalige erfpachter recht op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen.
Dit lid houdt in dat na de beëindiging van de erfpacht, de persoon die voorheen erfpachter was (de voormalige erfpachter) aanspraak kan maken op een vergoeding. Deze vergoeding betreft de waarde van gebouwen, werken (zoals constructies) en beplantingen die op dat moment nog op de grond aanwezig zijn. Dit geldt op voorwaarde dat de voormalige erfpachter of een eerdere erfpachter (een rechtsvoorganger) deze zelf heeft aangebracht, of als de erfpachter deze tegen betaling van de waarde van de eigenaar van de grond heeft overgenomen.
2. In de akte van vestiging kan worden bepaald dat de erfpachter geen recht heeft op de in het eerste lid bedoelde vergoeding:
Dit lid stelt dat in de officiële overeenkomst waarmee de erfpacht is ingesteld (de akte van vestiging), opgenomen kan worden dat de erfpachter geen recht heeft op de vergoeding zoals genoemd in het eerste lid. Dit kan onder de volgende voorwaarden:
a. indien aan de in erfpacht gegeven grond een andere functie was toegedeeld dan die van woningbouw;
Dit is van toepassing indien aan de grond die in erfpacht is uitgegeven, een andere bestemming (functie) was toegedeeld dan die voor woningbouw.
b. indien de erfpachter de gebouwen, werken en beplantingen niet zelf heeft bekostigd;
Dit is van toepassing indien de erfpachter niet zelf de kosten heeft betaald voor de gebouwen, werken en beplantingen.
c. indien de erfpacht geëindigd is door opzegging door de erfpachter;
Dit is van toepassing indien de erfpacht is beëindigd doordat de erfpachter zelf de erfpachtovereenkomst heeft opgezegd.
d. voor zover de gebouwen, werken en beplantingen onverplicht waren aangebracht en hij ze bij het einde van de erfpacht mocht wegnemen.
Dit geldt voor zover de gebouwen, werken en beplantingen niet verplicht door de erfpachter waren aangebracht (onverplicht waren aangebracht) en de erfpachter het recht had deze te verwijderen bij het einde van de erfpacht (mocht wegnemen).
3. De eigenaar is bevoegd van de door hem ingevolge dit artikel verschuldigde vergoeding af te houden hetgeen hij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft.
Dit lid bepaalt dat de eigenaar van de grond het recht heeft (bevoegd is) om van de vergoeding die hij volgens dit artikel verschuldigd is, het bedrag af te trekken (af te houden) dat de erfpachter hem nog verschuldigd is op basis van de erfpachtovereenkomst (uit hoofde van de erfpacht ... te vorderen heeft).
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2022:628
ECLI:NL:HR:2014:3071
ECLI:NL:HR:2019:1292 - Uitleg huwelijkse voorwaarden: investering in erfpacht en potovereenkomst
De Hoge Raad oordeelt dat de motivering van een hof over een 'potovereenkomst' naast huwelijkse voorwaarden onbegrijpelijk kan zijn. Tevens dient bij een vergoedingsrecht beoordeeld te worden of investeringen in een erfpachtgoed het vermogen van de erfpachter hebben gebaat, ook via waardevermeerdering van het erfpachtrecht zelf.