Artikel 81 (Voorwaarden rechterlijke toewijzing vordering erfdienstbaarheden)
1. De rechter kan een vordering als bedoeld in de artikelen 78-80 toewijzen onder door hem te stellen voorwaarden.
2. Rust op een der erven beperkt recht, dan is de vordering slechts toewijsbaar, indien de beperkt gerechtigde in het geding is geroepen. Bij het oordeel of aan de maatstaven van de artikelen 78 onder a., 79 en 80 is voldaan, dient mede met zijn belangen rekening te worden gehouden.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter kan een vordering als bedoeld in de artikelen 78-80 toewijzen onder door hem te stellen voorwaarden.
Dit betekent dat de rechter de bevoegdheid heeft om een vordering, zoals omschreven in de artikelen 78 tot en met 80, goed te keuren (toewijzen). De rechter mag hierbij zelf voorwaarden vaststellen waaronder de toewijzing plaatsvindt.
2. Rust op een der erven beperkt recht, dan is de vordering slechts toewijsbaar, indien de beperkt gerechtigde in het geding is geroepen. Bij het oordeel of aan de maatstaven van de artikelen 78 onder a., 79 en 80 is voldaan, dient mede met zijn belangen rekening te worden gehouden.
Dit lid stelt dat indien er op een van de betreffende percelen (erven) een beperkt recht rust (zoals een hypotheek of erfpacht), de vordering tot wijziging of opheffing van de erfdienstbaarheid alleen kan worden toegewezen als de persoon die het beperkte recht heeft (de beperkt gerechtigde) in de rechtszaak (het geding) is betrokken (geroepen). Verder dient de rechter, bij de beoordeling of is voldaan aan de criteria (maatstaven) zoals genoemd in artikel 78 onder a, artikel 79 en artikel 80, ook rekening te houden met de belangen van deze beperkt gerechtigde.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:736 - Opheffing erfdienstbaarheid: geen belangenafweging bij onteigening - 27 maart 2014
Bij de beoordeling van de opheffing van een erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:79 BW, ook in het kader van een onteigening (art. 44 Ow), wordt uitsluitend gekeken naar het (redelijk) belang van de eigenaar van het heersende erf. De belangen van het dienende erf spelen geen rol.
ECLI:NL:HR:2005:AR4035 - Hoge Raad - 27 januari 2005
ECLI:NL:HR:2022:1738 - Samenwerking raadsheer met partijdeskundige leidt tot schijn van partijdigheid - 24 november 2022
De vrees voor partijdigheid van een procespartij is objectief gerechtvaardigd wanneer een raadsheer die over de zaak oordeelt, tevens in andere zaken samenwerkt met de door de wederpartij ingeschakelde partijdeskundige. Dit leidt op grond van art. 6 EVRM tot vernietiging van het desbetreffende arrest.