Artikel 76 (Verdeling erven en erfdienstbaarheid)
1. Wanneer het heersende erf wordt verdeeld, blijft de erfdienstbaarheid bestaan ten behoeve van ieder gedeelte, ten voordele waarvan zij kan strekken.
2. Wanneer het dienende erf wordt verdeeld, blijft de last rusten op ieder gedeelte, ten aanzien waarvan naar de akte van vestiging en de aard der erfdienstbaarheid de uitoefening mogelijk is.
3. In de akte van vestiging kan van de vorige leden worden afgeweken.
Uitleg in duidelijke taal
1. Wanneer het heersende erf wordt verdeeld, blijft de erfdienstbaarheid bestaan ten behoeve van ieder gedeelte, ten voordele waarvan zij kan strekken.
Dit betekent dat als het heersende erf
(het erf dat voordeel heeft van de erfdienstbaarheid) wordt verdeeld
, de erfdienstbaarheid
blijft bestaan ten behoeve van ieder gedeelte
waarvoor de erfdienstbaarheid ten voordele kan strekken
(oftewel, nut kan hebben).
2. Wanneer het dienende erf wordt verdeeld, blijft de last rusten op ieder gedeelte, ten aanzien waarvan naar de akte van vestiging en de aard der erfdienstbaarheid de uitoefening mogelijk is.
Dit betekent dat wanneer het dienende erf
(het erf waarop de erfdienstbaarheid rust) wordt verdeeld
, de last
(de verplichting die uit de erfdienstbaarheid voortvloeit) blijft rusten op ieder gedeelte
waarvoor, conform de akte van vestiging
(het document waarin de erfdienstbaarheid is vastgelegd) en de aard der erfdienstbaarheid
, de uitoefening
van de erfdienstbaarheid mogelijk is
.
3. In de akte van vestiging kan van de vorige leden worden afgeweken.
Dit betekent dat in de akte van vestiging
kan worden afgeweken
van de bepalingen die in de voorgaande twee leden (lid 1 en lid 2) zijn opgenomen.