Terug naar bibliotheek
Boek 5. Zakelijke rechten
Titel 4. Bevoegdheden en verplichtingen van eigenaars van naburige erven
Artikel 59

Artikel 59 (Erfgrens onder watergang, bevoegdheden, onderhoud)

Laatste versie

1. Wanneer de grens van twee erven in de lengterichting onder een niet bevaarbaar stromend water, een sloot, gracht of dergelijke watergang doorloopt, heeft de eigenaar van elk dier erven met betrekking tot die watergang in zijn gehele breedte dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als een mede-eigenaar. Iedere eigenaar is verplicht de op zijn erf gelegen kant van het water, de sloot, de gracht of de watergang te onderhouden.

2. Iedere eigenaar is gerechtigd en verplicht hetgeen tot onderhoud daaruit wordt verwijderd, voor zijn deel op zijn erf te ontvangen.

3. Een door de eigenaars overeengekomen afwijkende regeling is ook bindend voor hun rechtverkrijgenden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Wanneer de grens van twee erven in de lengterichting onder een niet bevaarbaar stromend water, een sloot, gracht of dergelijke watergang doorloopt, heeft de eigenaar van elk dier erven met betrekking tot die watergang in zijn gehele breedte dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als een mede-eigenaar. Iedere eigenaar is verplicht de op zijn erf gelegen kant van het water, de sloot, de gracht of de watergang te onderhouden.

Dit artikelonderdeel bepaalt het volgende: Als de grens tussen twee percelen (erven) in de lengterichting loopt onder een water dat niet bevaarbaar is en stroomt, zoals een sloot, gracht of een soortgelijke waterloop (dergelijke watergang), dan heeft de eigenaar van elk van deze percelen (elk dier erven) ten aanzien van die waterloop over de volledige breedte ervan (in zijn gehele breedte) dezelfde rechten (bevoegdheden) en plichten (verplichtingen) alsof hij mede-eigenaar zou zijn. Bovendien is elke eigenaar verplicht om de kant van het water, de sloot, de gracht of de watergang die op zijn eigen perceel (erf) ligt, te onderhouden.

2. Iedere eigenaar is gerechtigd en verplicht hetgeen tot onderhoud daaruit wordt verwijderd, voor zijn deel op zijn erf te ontvangen.

Dit artikelonderdeel stelt dat iedere eigenaar het recht (gerechtigd) heeft en de plicht (verplicht) heeft om datgene wat ten behoeve van (tot) onderhoud uit de watergang wordt gehaald (daaruit wordt verwijderd), voor zijn eigen aandeel (voor zijn deel) op zijn eigen perceel (erf) te aanvaarden (ontvangen).

3. Een door de eigenaars overeengekomen afwijkende regeling is ook bindend voor hun rechtverkrijgenden.

Dit artikelonderdeel bepaalt dat een regeling die afwijkt van de voorgaande bepalingen en waarover de eigenaars het eens zijn geworden (overeengekomen), ook geldt voor (bindend is voor) de personen die later hun rechten verkrijgen (hun rechtverkrijgenden), zoals bijvoorbeeld nieuwe eigenaars.