Artikel 57 (Aanwijzing noodweg, vergoeding en voorwaarden)
1. De eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg of een openbaar vaarwater, kan van de eigenaars van de naburige erven te allen tijde aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf vorderen tegen vooraf te betalen of te verzekeren vergoeding van de schade welke hun door die noodweg wordt berokkend.
2. Indien zich na de aanwijzing van de noodweg onvoorziene omstandigheden voordoen, waardoor die weg een grotere last aan de eigenaar van het erf veroorzaakt dan waarmee bij het bepalen van de in lid 1 bedoelde vergoeding was gerekend, kan de rechter het bedrag van de vergoeding verhogen.
3. Bij de aanwijzing van de noodweg wordt rekening gehouden met het belang van het ingesloten erf, dat langs die weg de openbare weg of het openbare water zo snel mogelijk kan worden bereikt, en met het belang van de bezwaarde erven om zo weinig mogelijk overlast van die weg te ondervinden. Is een erf van de openbare weg afgesloten geraakt, doordat het ten gevolge van een rechtshandeling een andere eigenaar heeft gekregen dan een vroeger daarmee verenigd gedeelte dat aan de openbare weg grenst of een behoorlijke toegang daartoe heeft, dan komt dit afgescheiden gedeelte het eerst voor de belasting met een noodweg in aanmerking.
4. Wanneer een wijziging in de plaatselijke omstandigheden dat wenselijk maakt, kan een noodweg op vordering van een onmiddellijk belanghebbende eigenaar worden verlegd.
5. Een noodweg vervalt, hoelang hij ook heeft bestaan, zodra hij niet meer nodig is.
Uitleg in duidelijke taal
1. De eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg of een openbaar vaarwater, kan van de eigenaars van de naburige erven te allen tijde aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf vorderen tegen vooraf te betalen of te verzekeren vergoeding van de schade welke hun door die noodweg wordt berokkend.
Dit lid bepaalt dat de eigenaar van een erf die geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg of een openbaar vaarwater, het recht heeft om van de eigenaars van de naburige erven op elk moment (te allen tijde) de aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf te vorderen. Dit kan onder de voorwaarde dat hij vooraf een vergoeding betaalt of verzekert voor de schade die de eigenaars van de naburige erven door die noodweg zullen lijden (berokkend).
2. Indien zich na de aanwijzing van de noodweg onvoorziene omstandigheden voordoen, waardoor die weg een grotere last aan de eigenaar van het erf veroorzaakt dan waarmee bij het bepalen van de in lid 1 bedoelde vergoeding was gerekend, kan de rechter het bedrag van de vergoeding verhogen.
Dit lid stelt dat als er na de aanwijzing van de noodweg onverwachte (onvoorziene) omstandigheden optreden, waardoor de noodweg voor de eigenaar van het erf waarover de weg loopt (het bezwaarde erf) meer overlast (grotere last) veroorzaakt dan waarmee rekening was gehouden bij het vaststellen van de vergoeding genoemd in lid 1, de rechter het bedrag van deze vergoeding mag verhogen.
3. Bij de aanwijzing van de noodweg wordt rekening gehouden met het belang van het ingesloten erf, dat langs die weg de openbare weg of het openbare water zo snel mogelijk kan worden bereikt, en met het belang van de bezwaarde erven om zo weinig mogelijk overlast van die weg te ondervinden. Is een erf van de openbare weg afgesloten geraakt, doordat het ten gevolge van een rechtshandeling een andere eigenaar heeft gekregen dan een vroeger daarmee verenigd gedeelte dat aan de openbare weg grenst of een behoorlijke toegang daartoe heeft, dan komt dit afgescheiden gedeelte het eerst voor de belasting met een noodweg in aanmerking.
Dit lid schrijft voor dat bij de aanwijzing van de noodweg rekening moet worden gehouden met het belang van het ingesloten erf, namelijk dat dit erf via de noodweg zo snel mogelijk de openbare weg of het openbare water kan bereiken. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het belang van de erven die door de noodweg worden belast (de bezwaarde erven), namelijk dat zij zo min mogelijk overlast van die weg ondervinden. Indien een erf afgesloten is geraakt van de openbare weg doordat het, als gevolg van een rechtshandeling, een andere eigenaar heeft gekregen dan een gedeelte dat vroeger met dat erf verenigd was en wel aan de openbare weg grensde of een behoorlijke toegang daartoe had, dan komt dit afgescheiden gedeelte als eerste in aanmerking om met een noodweg te worden belast.
4. Wanneer een wijziging in de plaatselijke omstandigheden dat wenselijk maakt, kan een noodweg op vordering van een onmiddellijk belanghebbende eigenaar worden verlegd.
Dit lid bepaalt dat een noodweg verlegd kan worden als een verandering in de plaatselijke situatie (omstandigheden) dit wenselijk maakt. Dit kan gebeuren op verzoek (vordering) van een eigenaar die een direct belang heeft (onmiddellijk belanghebbende eigenaar).
5. Een noodweg vervalt, hoelang hij ook heeft bestaan, zodra hij niet meer nodig is.
Dit lid stelt dat een noodweg ophoudt te bestaan (vervalt), ongeacht de duur van zijn bestaan, op het moment dat de noodweg niet langer noodzakelijk is.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2006:AW6598
ECLI:NL:HR:1994:ZC1483
ECLI:NL:HR:2012:BU6496
ECLI:NL:HR:2020:1783 - Noodweg en Dwangsom: Verantwoordelijkheid Eigenaar voor Gedrag van Huurders
Een eigenaar kan een dwangsom opgelegd krijgen voor overtreding van voorwaarden van een noodweg door diens huurders. De aanwijzing van een noodweg kan echter niet het recht omvatten om delen van het bezwaarde erf te gebruiken die buiten de noodweg zelf vallen.