Burgerlijk Wetboek Boek 5
Artikel 50 (Burenrecht vensters en openingen erfgrens)
1. Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
2. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van zodanige openingen of werken, indien zijn erf een openbare weg of een openbaar water is, indien zich tussen de erven openbare wegen of openbare wateren bevinden of indien het uitzicht niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de opening of het werk zich bevindende muur. Uit dezen hoofde geoorloofde openingen of werken blijven geoorloofd, ook nadat de functie van openbare weg of openbaar water verloren is gegaan of de muur is gesloopt.
3. De in dit artikel bedoelde afstand wordt gemeten rechthoekig uit de buitenkant van de muur daar, waar de opening is gemaakt, of uit de buitenste naar het naburige erf gekeerde rand van het vooruitspringende werk tot aan de grenslijn der erven of de muur.
4. Wanneer de nabuur als gevolg van verjaring geen wegneming van een opening of werk meer kan vorderen, is hij verplicht binnen een afstand van twee meter daarvan geen gebouwen of werken aan te brengen die de eigenaar van het andere erf onredelijk zouden hinderen, behoudens voor zover zulk een gebouw of werk zich daar reeds op het tijdstip van de voltooiing van de verjaring bevond.
5. Ter zake van een volgens dit artikel ongeoorloofde toestand is slechts vergoeding verschuldigd van schade, ontstaan na het tijdstip waartegen opheffing van die toestand is aangemaand.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
Dit betekent dat het in principe niet is toegestaan om vensters, andere muuropeningen, balkons of vergelijkbare werken te hebben binnen een afstand van twee meter van de grenslijn met het naburige erf, indien deze uitzicht bieden op dat naburige erf. Een uitzondering hierop is als de eigenaar van het naburige erf hiervoor toestemming heeft verleend.
2. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van zodanige openingen of werken, indien zijn erf een openbare weg of een openbaar water is, indien zich tussen de erven openbare wegen of openbare wateren bevinden of indien het uitzicht niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de opening of het werk zich bevindende muur. Uit dezen hoofde geoorloofde openingen of werken blijven geoorloofd, ook nadat de functie van openbare weg of openbaar water verloren is gegaan of de muur is gesloopt.
- als zijn erf een openbare weg of een openbaar water is;
- als er zich tussen de beide erven openbare wegen of openbare wateren bevinden;
- of als het uitzicht vanuit de opening of het werk niet verder reikt dan een muur die zich binnen twee meter van die opening of dat werk bevindt. Openingen of werken die op grond van een van deze redenen (uit dezen hoofde) geoorloofd zijn, blijven geoorloofd, zelfs als de openbare weg of het openbaar water later zijn functie verliest of de betreffende muur wordt afgebroken (gesloopt).
3. De in dit artikel bedoelde afstand wordt gemeten rechthoekig uit de buitenkant van de muur daar, waar de opening is gemaakt, of uit de buitenste naar het naburige erf gekeerde rand van het vooruitspringende werk tot aan de grenslijn der erven of de muur.
De afstand waarover in dit artikel wordt gesproken, wordt gemeten op de volgende manier: loodrecht (rechthoekig) vanaf de buitenkant van de muur op de plek waar de opening zich bevindt, óf vanaf de uiterste rand van het uitstekende werk die naar het naburige erf is gericht, tot aan de grenslijn tussen de erven of tot aan de eerdergenoemde muur (uit lid 2).
4. Wanneer de nabuur als gevolg van verjaring geen wegneming van een opening of werk meer kan vorderen, is hij verplicht binnen een afstand van twee meter daarvan geen gebouwen of werken aan te brengen die de eigenaar van het andere erf onredelijk zouden hinderen, behoudens voor zover zulk een gebouw of werk zich daar reeds op het tijdstip van de voltooiing van de verjaring bevond.
Indien de nabuur door het verstrijken van een bepaalde termijn (verjaring) niet langer kan eisen dat een opening of werk wordt verwijderd (wegneming vorderen), dan ontstaat er voor hem een verplichting. Deze verplichting houdt in dat hij binnen een afstand van twee meter van die opening of dat werk geen gebouwen of werken mag plaatsen die de eigenaar van het andere erf op een onredelijke manier zouden hinderen. Een uitzondering hierop (behoudens) geldt als een dergelijk gebouw of werk daar al aanwezig was op het moment dat de verjaring werd voltooid.
5. Ter zake van een volgens dit artikel ongeoorloofde toestand is slechts vergoeding verschuldigd van schade, ontstaan na het tijdstip waartegen opheffing van die toestand is aangemaand.
Als er sprake is van een situatie die volgens dit artikel niet is toegestaan (een ongeoorloofde toestand), dan hoeft er alleen schadevergoeding betaald te worden voor schade die is ontstaan ná het moment waarop de overtreder formeel is verzocht (aangemaand) om de ongeoorloofde toestand te beëindigen (opheffing).