Terug naar bibliotheek
Boek 5. Zakelijke rechten
Titel 4. Bevoegdheden en verplichtingen van eigenaars van naburige erven
Artikel 42

Artikel 42 (Afstandsregels beplanting nabij erfgrens)

Laatste versie

1. Het is niet geoorloofd binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is.

2. De in lid 1 bedoelde afstand bedraagt voor bomen twee meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom en voor de heesters en heggen een halve meter, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.

3. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven.

4. Ter zake van een volgens dit artikel ongeoorloofde toestand is slechts vergoeding verschuldigd van de schade, ontstaan na het tijdstip waartegen tot opheffing van die toestand is aangemaand.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het is niet geoorloofd binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is.

Dit lid stelt dat het niet is toegestaan om bomen, heesters of heggen te plaatsen of te laten groeien binnen de afstand tot de grenslijn van het perceel van een ander (eens anders erf), zoals deze afstand in lid 2 van dit artikel nader is bepaald. Een uitzondering op dit verbod geldt indien de eigenaar van het naburige erf hiervoor expliciet toestemming heeft verleend, of wanneer het betreffende naburige erf de bestemming heeft van een openbare weg of een openbaar water.

2. De in lid 1 bedoelde afstand bedraagt voor bomen twee meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom en voor de heesters en heggen een halve meter, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.

Dit lid specificeert de in lid 1 genoemde afstand. Voor bomen bedraagt deze afstand twee meter, gemeten vanaf het centrum van de basis van de boomstam (het midden van de voet van de boom). Voor heesters en heggen geldt een afstand van een halve meter. Van deze afstandsregels kan worden afgeweken indien een gemeentelijke verordening of een lokaal geldende gewoonte (plaatselijke gewoonte) een kortere afstand toestaat.

3. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven.

Dit lid bepaalt dat een eigenaar van een naburig erf (de nabuur) geen bezwaar kan maken tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen op het aangrenzende erf, op voorwaarde dat deze beplanting niet hoger uitkomt dan de scheidingsmuur die tussen de beide percelen staat.

4. Ter zake van een volgens dit artikel ongeoorloofde toestand is slechts vergoeding verschuldigd van de schade, ontstaan na het tijdstip waartegen tot opheffing van die toestand is aangemaand.

Dit lid regelt de schadevergoeding in het geval van een situatie die in strijd is met de bepalingen van dit artikel (een ongeoorloofde toestand). Er is alleen een plicht tot het vergoeden van schade (vergoeding verschuldigd) die is ontstaan nadat de overtreder formeel is gesommeerd (aangemaand) om de ongeoorloofde toestand te beëindigen (tot opheffing van die toestand).