Artikel 14 (Natrekking roerende zaken)
1. De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak.
2. Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden deze mede-eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.
3. Als hoofdzaak is aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.
Uitleg in duidelijke taal
1. De eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over aan de eigenaar van deze hoofdzaak.
Dit betekent letterlijk: Wanneer een roerende zaak een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak, die als hoofdzaak wordt beschouwd, dan wordt de eigenaar van de hoofdzaak automatisch ook eigenaar van het bestanddeel.
2. Indien geen der zaken als hoofdzaak is aan te merken en zij toebehoren aan verschillende eigenaars, worden deze mede-eigenaars van de nieuwe zaak, ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van de zaak.
Dit betekent letterlijk: Als er geen zaak als hoofdzaak kan worden aangewezen en de samengevoegde zaken van verschillende eigenaars zijn, dan worden deze oorspronkelijke eigenaars samen mede-eigenaars van de nieuwe, samengestelde zaak. Ieders aandeel in de mede-eigendom is dan evenredig aan de waarde van zijn of haar oorspronkelijke zaak.
3. Als hoofdzaak is aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.
Dit betekent letterlijk: Een zaak wordt als hoofdzaak beschouwd indien de waarde ervan de waarde van de andere zaak aanmerkelijk overtreft, of indien de zaak volgens de algemeen gangbare opvattingen in het maatschappelijk verkeer (verkeersopvatting) als de hoofdzaak wordt gezien.