Burgerlijk Wetboek Boek 5

1. In afwijking van artikel 15 lid 3 van Boek 2 geschiedt de vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars door een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen, op verzoek van degene die de vernietiging krachtens dit lid kan vorderen.

Dit lid bepaalt dat, in tegenstelling tot wat artikel 15 lid 3 van Boek 2 voorschrijft, de vernietiging van een besluit genomen door een orgaan van de vereniging van eigenaars plaatsvindt via een uitspraak van de kantonrechter. Deze kantonrechter is verbonden aan de rechtbank van het arrondissement waarbinnen het gebouw, of het merendeel ervan, zich bevindt. De vernietiging wordt ingezet op verzoek van de persoon die op grond van dit lid het recht heeft om deze vernietiging te eisen.

2. Het verzoek tot vernietiging moet worden gedaan binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit heeft kennis genomen of heeft kunnen kennis nemen.

Dit lid stelt dat het verzoek om een besluit te laten vernietigen moet worden ingediend binnen een termijn van één maand. Deze termijn start op de dag dat de verzoeker daadwerkelijk kennis heeft genomen van het besluit, of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het besluit.

3. De verzoeker, alle andere stemgerechtigden en de vereniging van eigenaars worden bij name opgeroepen om op het verzoek te worden gehoord. Hoger beroep kan slechts worden ingesteld binnen een maand na de dagtekening der eindbeschikking.

Dit lid schrijft voor dat de indiener van het verzoek (de verzoeker), alle overige stemgerechtigde personen, en de vereniging van eigenaars zelf, persoonlijk (bij name) worden opgeroepen. Het doel van deze oproep is hen de gelegenheid te geven hun zienswijze op het verzoek tot vernietiging kenbaar te maken (gehoord te worden). Bovendien bepaalt dit lid dat hoger beroep tegen de definitieve uitspraak (eindbeschikking) van de rechter enkel kan worden aangetekend binnen één maand na de datum van die eindbeschikking.

4. De rechter voor wie het verzoek aanhangig is, is bevoegd het besluit te schorsen totdat op het verzoek onherroepelijk is beslist.

Dit lid verleent de rechter, bij wie het verzoek tot vernietiging in behandeling is (aanhangig is), de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van het betreffende besluit tijdelijk op te schorten (te schorsen). Deze schorsing kan van kracht blijven totdat er een definitieve en niet meer aanvechtbare (onherroepelijke) beslissing is genomen over het verzoek tot vernietiging.