Artikel 105 (Einde opstalrecht eigendomsovergang wegneemrecht retentierecht)
1. Wanneer het recht van opstal tenietgaat, gaat de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen van rechtswege over op de eigenaar van de onroerende zaak waarop het rustte.
2. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de opstaller bij het einde van zijn recht de bevoegdheid gebouwen, werken en beplantingen die door hemzelf of een rechtsvoorganger onverplicht zijn aangebracht dan wel van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen weg te nemen, mits hij de onroerende zaak waarop het recht rustte in de oude toestand terugbrengt.
3. De artikelen 99 en 100 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het aan de opstaller toekomende retentierecht slechts de gebouwen, werken en beplantingen omvat.
Uitleg in duidelijke taal
1. Wanneer het recht van opstal tenietgaat, gaat de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen van rechtswege over op de eigenaar van de onroerende zaak waarop het rustte.
Dit betekent dat op het moment dat het recht van opstal eindigt (tenietgaat), de eigendom van de gebouwen, werken en beplantingen automatisch (van rechtswege) overgaat op de eigenaar van de onroerende zaak waarop het recht van opstal gevestigd was (rustte).
2. Voor zover niet in de akte van vestiging anders is bepaald, heeft de opstaller bij het einde van zijn recht de bevoegdheid gebouwen, werken en beplantingen die door hemzelf of een rechtsvoorganger onverplicht zijn aangebracht dan wel van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen weg te nemen, mits hij de onroerende zaak waarop het recht rustte in de oude toestand terugbrengt.
Dit betekent dat, tenzij in de akte van vestiging anders is afgesproken, de opstaller bij het einde van zijn recht de bevoegdheid heeft om gebouwen, werken en beplantingen weg te nemen. Dit betreft gebouwen, werken en beplantingen die door hemzelf of een rechtsvoorganger zonder verplichting (onverplicht) zijn aangebracht, of die van de eigenaar tegen betaling van de waarde (vergoeding der waarde) zijn overgenomen. Een voorwaarde hiervoor (mits) is dat hij de onroerende zaak waarop het recht rustte, in de oorspronkelijke staat (oude toestand) herstelt (terugbrengt).
3. De artikelen 99 en 100 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het aan de opstaller toekomende retentierecht slechts de gebouwen, werken en beplantingen omvat.
Dit betekent dat de bepalingen van artikel 99 en artikel 100 op een vergelijkbare manier van toepassing zijn (van overeenkomstige toepassing). Hierbij geldt echter (met dien verstande dat) dat het retentierecht dat aan de opstaller toekomt, zich beperkt tot (slechts omvat) de gebouwen, werken en beplantingen.