Artikel 90 (Inkorting gift legitieme portie)
1. Inkorting van een gift geschiedt door een verklaring aan de begiftigde. Deze is verplicht de waarde van het ingekorte gedeelte van de gift aan de legitimaris te vergoeden, voor zover dit niet, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk is.
2. Een gift kan niet worden ingekort voor zover zij in mindering van de legitieme portie van een mede-legitimaris komt.
3. De bevoegdheid van een legitimaris tot inkorting van een gift vervalt na verloop van een hem daarvoor door de begiftigde gestelde redelijke termijn, en uiterlijk vijf jaren na het overlijden van de erflater.
Uitleg in duidelijke taal
1. Inkorting van een gift geschiedt door een verklaring aan de begiftigde. Deze is verplicht de waarde van het ingekorte gedeelte van de gift aan de legitimaris te vergoeden, voor zover dit niet, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk is.
Dit betekent letterlijk: De inkorting
van een gift
vindt plaats (geschiedt) door middel van een verklaring
die gericht is aan de begiftigde
(de ontvanger van de gift). De begiftigde
is vervolgens verplicht
om de waarde
van het ingekorte gedeelte
van de gift
aan de legitimaris
(degene met recht op een legitieme portie) te vergoeden
(terugbetalen). Deze verplichting tot vergoeding geldt echter niet indien dit, nadat alle omstandigheden in overweging zijn genomen (in aanmerking genomen), als onredelijk
wordt beschouwd.
2. Een gift kan niet worden ingekort voor zover zij in mindering van de legitieme portie van een mede-legitimaris komt.
Dit betekent letterlijk: Een gift
kan niet worden ingekort
(verminderd) in de situatie dat deze inkorting
ertoe zou leiden dat de legitieme portie
van een mede-legitimaris
(een andere persoon die ook recht heeft op een legitieme portie) daardoor wordt verminderd (in mindering
komt).
3. De bevoegdheid van een legitimaris tot inkorting van een gift vervalt na verloop van een hem daarvoor door de begiftigde gestelde redelijke termijn, en uiterlijk vijf jaren na het overlijden van de erflater.
Dit betekent letterlijk: De bevoegdheid
die een legitimaris
heeft om een gift
in te korten, vervalt
(houdt op te bestaan) na het verstrijken (verloop
) van een redelijke termijn
die de begiftigde
daarvoor aan de legitimaris
heeft gesteld
(gegeven). Deze bevoegdheid vervalt
eveneens, en in ieder geval, uiterlijk vijf jaren
na het overlijden
van de erflater
(de overledene).