Burgerlijk Wetboek Boek 4

1. De legitieme portie van een kind van de erflater bedraagt de helft van de waarde waarover de legitieme porties worden berekend, gedeeld door het aantal in artikel 10 lid 1 onder a genoemde, door de erflater achtergelaten personen.

Dit lid bepaalt dat de legitieme portie van een kind van de overledene (de erflater) gelijk is aan de helft van de waarde waarover de legitieme porties worden berekend. Deze helft wordt vervolgens gedeeld door het aantal personen dat door de erflater is achtergelaten, zoals gespecificeerd in artikel 10, lid 1, onder a.

2. Afstammelingen van een kind van de erflater dat op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap niet meer bestaat, worden voor de toepassing van het eerste lid tezamen als een door de erflater achtergelaten kind geteld. Afstammelingen van een kind van de erflater die legitimaris zijn, kunnen ieder slechts voor hun deel opkomen.

Dit lid stelt dat indien een kind van de erflater reeds overleden is op het moment dat de nalatenschap openvalt, de afstammelingen van dat kind (bijvoorbeeld kleinkinderen) bij de toepassing van het eerste lid gezamenlijk worden meegeteld alsof zij één kind zijn dat door de erflater is achtergelaten. Wanneer deze afstammelingen van een kind van de erflater zelf legitimarissen zijn, kan ieder van hen slechts aanspraak maken op zijn of haar eigen specifieke deel van de legitieme portie.