Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 3. Het erfrecht bij versterf van de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en van de kinderen alsmede andere wettelijke rechten
Afdeling 2. Andere wettelijke rechten
Artikel 28

Artikel 28 (Voortgezet woninggebruik en inboedel na overlijden)

Laatste versie

1. Indien de woning die de echtgenoot van de erflater bij diens overlijden bewoont, tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater, anders dan krachtens huur, ten gebruike toekwam, is de echtgenoot jegens de erfgenamen bevoegd tot voortzetting van de bewoning gedurende een termijn van zes maanden onder gelijke voorwaarden als tevoren. De echtgenoot is op gelijke wijze en voor gelijke duur bevoegd tot voortzetting van het gebruik van de inboedel, voor zover die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater ten gebruike toekwam.

2. Jegens de erfgenamen en de echtgenoot van de erflater hebben degenen die tot diens overlijden met hem een duurzame gemeenschappelijke huishouding hadden, overeenkomstige bevoegdheden met betrekking tot het gebruik van de woning en de inboedel die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien de woning die de echtgenoot van de erflater bij diens overlijden bewoont, tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater, anders dan krachtens huur, ten gebruike toekwam, is de echtgenoot jegens de erfgenamen bevoegd tot voortzetting van de bewoning gedurende een termijn van zes maanden onder gelijke voorwaarden als tevoren. De echtgenoot is op gelijke wijze en voor gelijke duur bevoegd tot voortzetting van het gebruik van de inboedel, voor zover die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater ten gebruike toekwam.

Dit betekent letterlijk: Als de echtgenoot van de overledene (de erflater) op het moment van diens overlijden een woning bewoont, en deze woning behoort tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap, of de erflater had het recht deze woning te gebruiken (anders dan op basis van een huurovereenkomst), dan heeft de echtgenoot tegenover de erfgenamen de bevoegdheid om de bewoning voort te zetten. Deze voortzetting van de bewoning mag gedurende een periode van zes maanden plaatsvinden, onder dezelfde voorwaarden als vóór het overlijden. Op eenzelfde manier en voor dezelfde duur van zes maanden is de echtgenoot bevoegd om het gebruik van de inboedel voort te zetten, voor zover die inboedel tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort of de erflater het recht had deze te gebruiken.

2. Jegens de erfgenamen en de echtgenoot van de erflater hebben degenen die tot diens overlijden met hem een duurzame gemeenschappelijke huishouding hadden, overeenkomstige bevoegdheden met betrekking tot het gebruik van de woning en de inboedel die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren.

Dit betekent letterlijk: Personen die tot het overlijden van de erflater een duurzame gemeenschappelijke huishouding met hem hadden, hebben tegenover de erfgenamen en de echtgenoot van de erflater vergelijkbare bevoegdheden. Deze bevoegdheden betreffen het gebruik van de woning en de inboedel die tot de nalatenschap of de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren.