Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 6. Gevolgen van de erfopvolging
Afdeling 4. Verdeling van de nalatenschap
Artikel 228

Artikel 228 (Toerekening schulden erfgenaam bij verdeling)

Laatste versie

1. Tot de schulden van een erfgenaam, die bij de verdeling op verlangen van een of meer der overige erfgenamen op zijn aandeel worden toegerekend, behoort hetgeen hij aan de erflater schuldig is gebleven.

2. Ook schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder f tot en met h van een erfgenaam aan een mede-erfgenaam worden, voor zover zij bij de verdeling opeisbaar zijn, op verlangen en ten behoeve van de mede-erfgenaam toegerekend op het aandeel van de schuldenaar.

Uitleg in duidelijke taal

1. Tot de schulden van een erfgenaam, die bij de verdeling op verlangen van een of meer der overige erfgenamen op zijn aandeel worden toegerekend, behoort hetgeen hij aan de erflater schuldig is gebleven.

Dit lid stelt dat tot de schulden van een erfgenaam, welke schulden bij de verdeling op zijn aandeel worden toegerekend als een of meer van de andere erfgenamen daarom verzoeken, ook datgene behoort wat die erfgenaam aan de erflater schuldig was gebleven.

2. Ook schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder f tot en met h van een erfgenaam aan een mede-erfgenaam worden, voor zover zij bij de verdeling opeisbaar zijn, op verlangen en ten behoeve van de mede-erfgenaam toegerekend op het aandeel van de schuldenaar.

Dit lid bepaalt verder dat ook schulden, zoals genoemd in artikel 7, eerste lid, onderdelen f tot en met h, die een erfgenaam heeft aan een mede-erfgenaam, worden toegerekend op het aandeel van de schuldenaar. Dit gebeurt op verlangen van de mede-erfgenaam aan wie de schuld verschuldigd is en ten behoeve van deze mede-erfgenaam, voor zover die schulden opeisbaar zijn op het moment van de verdeling.