Artikel 204 (Benoeming vereffenaar nalatenschap door rechtbank)
1. Is een nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard, dan kan de rechtbank een vereffenaar benoemen:
a. op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten; b. op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan, of wanneer voor hem het gevaar bestaat dat hij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan, hetzij omdat de nalatenschap niet toereikend is of niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt, hetzij omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen; c. op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.
2. Indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, is lid 1, onder b en c, van overeenkomstige toepassing op het geheel van de goederen die hebben behoord tot de huwelijksgemeenschap van de erflater en zijn echtgenoot, de in die gemeenschap gevallen of daarop verhaalbare schulden, alsmede hetgeen daarvoor in de plaats is getreden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Is een nalatenschap niet onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard, dan kan de rechtbank een vereffenaar benoemen:
Dit betekent dat indien een nalatenschap niet is aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving, de rechtbank de bevoegdheid heeft om een vereffenaar aan te stellen in de volgende gevallen:
a. op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie, wanneer er geen erfgenamen zijn, wanneer het niet bekend is of er erfgenamen zijn, of wanneer de nalatenschap niet door een executeur wordt beheerd en de erfgenamen die bekend zijn haar geheel of ten dele onbeheerd laten;
- op verzoek van een persoon die een direct belang heeft (een belanghebbende) of op verzoek van het openbaar ministerie, in situaties waarin:
- er geen erfgenamen zijn;
- het onbekend is of er erfgenamen bestaan;
- of de nalatenschap niet wordt beheerd door een executeur en de bekende erfgenamen de nalatenschap geheel of gedeeltelijk onbeheerd laten.
b. op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat de opeisbare schulden daarvan zijn voldaan, of wanneer voor hem het gevaar bestaat dat hij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd zal worden voldaan, hetzij omdat de nalatenschap niet toereikend is of niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt, hetzij omdat een schuldeiser zich op de goederen van de nalatenschap gaat verhalen;
- op verzoek van een schuldeiser van de nalatenschap, indien:
- men overgaat tot de verdeling van de nalatenschap voordat de opeisbare schulden van die nalatenschap zijn betaald (voldaan);
- of indien er voor de schuldeiser het gevaar bestaat dat hij zijn vordering niet volledig (niet ten volle) of niet binnen een redelijke termijn zal ontvangen. Dit gevaar kan bestaan omdat:
- de nalatenschap onvoldoende middelen heeft (niet toereikend is);
- de nalatenschap niet goed wordt beheerd en afgewikkeld (niet behoorlijk beheerd en afgewikkeld wordt);
- of omdat een andere schuldeiser van plan is zich te verhalen op de goederen van de nalatenschap.
c. op verzoek van een of meer andere schuldeisers van een erfgenaam, wanneer hun belangen door een gedraging van de erfgenamen of van de executeur ernstig worden geschaad.
- op verzoek van een of meer schuldeisers van een erfgenaam (dus niet direct van de nalatenschap), wanneer de belangen van deze schuldeisers ernstig worden geschaad door een handeling of nalaten (een gedraging) van de erfgenamen of van de executeur.
2. Indien de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, is lid 1, onder b en c, van overeenkomstige toepassing op het geheel van de goederen die hebben behoord tot de huwelijksgemeenschap van de erflater en zijn echtgenoot, de in die gemeenschap gevallen of daarop verhaalbare schulden, alsmede hetgeen daarvoor in de plaats is getreden.
- alle goederen die onderdeel waren van de huwelijksgemeenschap van de overledene (erflater) en diens echtgenoot;
- de schulden die in die gemeenschap zijn gevallen of die op die gemeenschap verhaalbaar zijn;
- en ook voor alles wat in de plaats is gekomen van die goederen of schulden.