Terug naar bibliotheek
Boek 4. Erfrecht
Titel 5. Onderscheiden soorten van uiterste wilsbeschikkingen
Afdeling 7. Testamentair bewind
Paragraaf 2. De bewindvoerder
Artikel 161

Artikel 161 (Rekening en verantwoording bewindvoerder)

Laatste versie

1. De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende en aan degenen in wier belang het bewind is ingesteld. Aan het einde van zijn bewind legt hij rekening en verantwoording mede af aan degene die hem in het beheer van de goederen opvolgt. Is de bewindvoerder benoemd door de rechter, dan legt hij ten overstaan van deze de rekening en verantwoording af.

2. Indien de rechthebbende of een belanghebbende niet in staat is tot het opnemen van de rekening, of het onzeker is wie de rechthebbende of belanghebbende is, wordt de rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd, tenzij de uiterste wil iets anders bepaalt. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende of belanghebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.

3. De kantonrechter kan de bewindvoerder – hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve – vrijstelling van de verplichting tot het afleggen van de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan verlenen; hij kan ook beschikken dat de bewindvoerder de rekening en verantwoording op deze wijze slechts eens in een bepaald aantal jaren zal afleggen.

4. Voor het overige vindt het bepaalde aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 overeenkomstige toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende en aan degenen in wier belang het bewind is ingesteld. Aan het einde van zijn bewind legt hij rekening en verantwoording mede af aan degene die hem in het beheer van de goederen opvolgt. Is de bewindvoerder benoemd door de rechter, dan legt hij ten overstaan van deze de rekening en verantwoording af.

Dit lid bepaalt dat de bewindvoerder rekening en verantwoording moet afleggen. Dit gebeurt jaarlijks en aan het einde van zijn bewind, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald. De rekening en verantwoording wordt afgelegd aan de rechthebbende en aan degenen in wier belang het bewind is ingesteld. Aan het einde van zijn bewind legt de bewindvoerder de rekening en verantwoording ook af aan degene die hem in het beheer van de goederen opvolgt. Als de rechter de bewindvoerder heeft benoemd, dan legt de bewindvoerder de rekening en verantwoording af ten overstaan van deze rechter.

2. Indien de rechthebbende of een belanghebbende niet in staat is tot het opnemen van de rekening, of het onzeker is wie de rechthebbende of belanghebbende is, wordt de rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd, tenzij de uiterste wil iets anders bepaalt. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende of belanghebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.

Dit lid stelt dat indien de rechthebbende of een belanghebbende niet in staat is tot het opnemen van de rekening, of indien het onzeker is wie de rechthebbende of belanghebbende is, de rekening en verantwoording aan de kantonrechter wordt afgelegd. Dit geldt tenzij de uiterste wil iets anders bepaalt. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende of belanghebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.

3. De kantonrechter kan de bewindvoerder – hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve – vrijstelling van de verplichting tot het afleggen van de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan verlenen; hij kan ook beschikken dat de bewindvoerder de rekening en verantwoording op deze wijze slechts eens in een bepaald aantal jaren zal afleggen.

Dit lid geeft aan dat de kantonrechter de bewindvoerder vrijstelling kan verlenen van de verplichting tot het afleggen van de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan (aan de kantonrechter). De kantonrechter kan dit doen hetzij op diens verzoek (op verzoek van de bewindvoerder), hetzij ambtshalve (uit eigen beweging). De kantonrechter kan ook beschikken (besluiten) dat de bewindvoerder de rekening en verantwoording op deze wijze (dus aan de kantonrechter) slechts eens in een bepaald aantal jaren zal afleggen.

4. Voor het overige vindt het bepaalde aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 overeenkomstige toepassing.

Dit lid bepaalt dat voor het overige (voor datgene wat niet specifiek in de voorgaande leden van dit artikel is geregeld) het bepaalde aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 overeenkomstige toepassing vindt. Dit betekent dat de regels die gelden voor de rekening en verantwoording bij voogdij, zoals beschreven in de genoemde paragrafen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ook van toepassing zijn op de rekening en verantwoording van de bewindvoerder, voor zover ze passen en niet in strijd zijn met de specifieke regels voor testamentair bewind.